Een advocaat die haar financiële zaakjes maar niet op orde lijkt te krijgen, staat – opnieuw – voor de tuchtrechter. Volgens de deken had het dit keer met een schrapping van het tableau moeten eindigen. De raad gaat nog niet zo ver en komt uit op een voorwaardelijke schorsing van een half jaar.
Het tuchtrechtelijk verleden van de advocaat start in januari 2018, aldus de uitspraak die deze week gepubliceerd werd. De advocaat werkt op dat moment zelfstandig. De deken dient een bezwaar in tegen de advocaat, vanwege zijn zorgen om haar financiële praktijkvoering. De raadsvrouw weigert met de deken samen te werken of informatie te verstrekken over haar praktijkvoering.
Kaarten op tafel
Het levert haar op 5 maart 2018 een voorwaardelijke schorsing van vier weken op; onderdeel van de voorwaarden is dat ze nu verplicht de spreekwoordelijke kaarten op tafel moet leggen.
Zaken lijken korte tijd goed te gaan, maar vrijwel precies een jaar laten – 15 maart 2019 blijkt dat de advocaat voor de tweede keer een grote belastingschuld heeft opgebouwd. Haar kantoor gaat failliet en de advocaat komt in loondienst bij een ander kantoor. Uiteindelijk wordt eind 2019 een dekenbezwaar deels gegrond verklaard door de tuchtrechter, en krijgt de raadsvrouw opnieuw een voorwaardelijke schorsing van vier weken. Ze krijgt van de tuchtrechter te horen dat ze de deken iedere maand schriftelijk moet gaan informeren over haar praktijkvoering, haar inkomsten, vennootschappen en de aflossing van haar schulden bij onder andere de Belastingdienst.
Onverbiddelijk
In april 2020 heeft ze het gehad met haar baan in loondienst, en vraagt de advocaat aan de deken of zij zich als zelfstandig advocaat kan inschrijven; volgens haar is zij haar baan bij haar werkgever niet zeker en kan ze als zelfstandige haar schulden sneller aflossen. De deken is echter onverbiddelijk, en verwijst naar de tuchtrechtelijke uitspraak van een jaar eerder. Eén van de voorwaarden toen was dat ze uitsluitend nog als advocaat-werknemer als advocaat mocht werken. De deken snapt niet dat de advocaat denkt dat deze voorwaarden een jaar na uitspraak plots niet meer zouden gelden. Volgens de deken heeft zij in haar tijd als zelfstandig advocaat niet laten zien dat zij het in zich heeft om advocaat-ondernemer te zijn.
De voorwaardelijke schorsing van vier weken wordt op 7 maart 2022 uiteindelijk tenuitvoerlegging gelast. Opnieuw heeft zij veel financiële problemen met onder andere de Raad voor Rechtsbijstand.
Weinig vertrouwen
Op 30 september 2022 zegt de advocaat haar dienstverband bij haar werkgever op, met de mededeling dat zij voor zichzelf gaat beginnen. Zij is op dat moment ruim drie jaar in loondienst, en haar werkgever heeft weinig vertrouwen in haar plannen. Aan de deken schrijft zij: “Nu zij al vanaf februari van dit jaar erg weinig omzet draait en niet kostendekkend is geweest maak ik me wel zorgen (…). Dit schept voor mij weinig vertrouwen in de gelden die ik nog van haar tegoed heb maar ook de wijze waarop zij nu alleen en zonder enige achtervang kantoor gaat houden.”
Deze ontwikkelingen brengen ons bij de huidige tuchtzaak: het zit de deken voornamelijk dwars dat de advocaat, ondanks de nog altijd voortdurende nasleep van een eerder faillissement en schorsingen, zonder enig overleg toch een eigen kantoor is gestart. Ook benoemt hij dat ze de afgelopen jaren meerdere keren nodeloze procedures aanhangig heeft gemaakt, met alle financiële gevolgen voor haar cliënten van dien. Hij vraagt de raad daarom om haar van het tableau te schrappen.
Vertrouwen verloren
Deze schrapping wordt direct door de raad van tafel geveegd: ‘Een schrapping onder de gegeven omstandigheden zou erop neerkomen dat de tuchtrechter elk vertrouwen in het functioneren van verweerster heeft verloren. Weliswaar deelt de raad de zorgen van de deken over verweerster en haar praktijkvoering, maar het is niet zo dat elk vertrouwen in haar functioneren als advocaat ontbreekt. Verweerster zal van de raad nog een laatste kans krijgen om orde op zaken te stellen.’
Wel komt de raad uit op een voorwaardelijke schorsing van 26 weken. Zij had haar plan om voor zichzelf te starten volgens de raad met de deken moeten bespreken. Zij had dit kunnen weten; in eerdere tuchtrechtelijke uitspraken werd haar letterlijk verweten dat zij teveel op eigen houtje een plan trok. De raad hoopt dan ook dat zij met behulp van coaching en een psycholoog beter in staat zal zijn haar eigen praktijk draaiende te houden.
Lees hier de volledige uitspraak