De tot 40 maanden gevangenisstraf veroordeelde voormalig advocate Monique Scheffer is door de Raad van Discipline in Den Haag geschrapt van het tableau, ook al loopt er nog een cassatieprocedure bij de Hoge Raad over het arrest van het gerechtshof Den Haag van februari 2017. De Raad van Discipline ‘gaat uit de juistheid van de feiten’ zoals vastgesteld door de rechtbank en het hof.
Een eventueel andersluidend oordeel van de Hoge Raad, namelijk dat de feiten in strafrechtelijke zin niet aan de advocate kunnen worden toegerekend, doet volgens de raad ‘niet af aan de tuchtrechtelijke verwijtbaarheid van die handelingen’. ‘Verweerster heeft deze immers verricht in haar hoedanigheid van advocaat. Zij was in die hoedanigheid, en als leidinggevende op haar toenmalige advocatenkantoor, immers in tuchtrechtelijke zin verantwoordelijk voor het reilen en zeilen op haar kantoor, voor haar eigen handelen en voor het handelen van de op dat kantoor werkzame medewerkers.’
Ex-advocate Monique Scheffer, zij liet zich in december 2014 op eigen gelegenheid van het tableau uitschrijven, werd in februari 2017 in hoger beroep veroordeeld tot 40 maanden cel wegens oplichting van meerdere cliënten, verduistering van hun geld, valsheid in geschrift en gewoontewitwassen, dit alles in de periode april 2008 – juni 2012. Volgens het hof is vast komen te staan dat Van Hal Scheffer beschikkingen van een rechtbank heeft vervalst, evenals brieven van de Raad van State, een brief van de Raad van Arbitrage voor de bouw en facturen van een door haar ingeschakelde procureur. Met behulp van deze vervalsingen maakte de Haagse advocate verschillende cliënten – waaronder enkele wooncoöperaties – in totaal ruim vier miljoen euro afhandig.
Daarbij achtte het hof bewezen dat Scheffer zich schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen, door het op de kantoorrekening gestorte geld te besteden aan kleding, juwelen, een boot, dure auto’s en een poppenhuis. Een juwelier uit Krimpen aan den IJssel heeft ze daarnaast financiële schade toegebracht: ze kreeg sieraden ter waarde van een ton mee, die ze vervolgens niet betaalde.
De advocaat van Scheffer stelde dat de verklaringen die zijn cliënte in 2012 aflegde, onder invloed van haar posttraumatische stresstoornis (PTSS) zouden zijn gedaan, waarmee ze onbetrouwbaar zouden zijn. De malversaties zouden zijn gepleegd door de overleden echtgenoot van Scheffer. De cassatieprocedure op dit punt loopt nog.
Scheffer ‘sluit niet uit dat zij na het uitzitten van haar gevangenisstraf weer als advocaat aan de slag wil’, zo staat te lezen in de beslissing van de Raad. Die zit dat totaal niet zitten: ‘Indien verweerster zich na haar detentie opnieuw zou laten inschrijven als advocaat, zou het vertrouwen in de advocatuur ernstig worden ondermijnd. Aangezien verweerster ter zitting van de raad geen enkel besef heeft getoond van haar verantwoordelijkheid als advocaat en van het laakbare van haar handelen, heeft de raad er geen vertrouwen in dat verweerster na een eventuele nieuwe inschrijving op het tableau wél zal handelen zoals een behoorlijk advocaat betaamt.’