De wegens miljoenenfraude tot een forse celstraf veroordeelde ex-advocate Monique Scheffer is ook in hoger beroep van het tableau geschrapt. Het Hof van Discipline bekrachtigde op 9 april de beslissing van de Raad van Discipline ’s-Gravenhage uit oktober vorig jaar, blijkt uit een afgelopen maandag gepubliceerde uitspraak.
Scheffer werd in februari 2017 door het Gerechtshof Den Haag veroordeeld tot veertig maanden cel wegens oplichting van meerdere cliënten, verduistering van hun geld en gewoontewitwassen, dit alles in de periode april 2008 – juni 2012. In totaal maakte de Haagse advocate meerdere cliënten ruim vier miljoen euro afhandig. Het geld werd besteed aan dure auto’s, een boot, juwelen, kleding, juwelen en een poppenhuis. Ook vervalste zij beschikkingen van de rechtbank, brieven van de Raad van State, een brief van de Raad van Arbitrage voor de bouw en facturen van een door haar ingeschakelde procureur.
Een door Scheffer aangespannen cassatieprocedure bij de Hoge Raad loopt weliswaar nog, al acht de deken in zijn dekenbezwaar de kans dat zij alsnog wordt vrijgesproken ‘niet aanwezig, gelet op het overweldigende bewijs’. Hoewel Scheffer zich eind 2014 uitschreef als advocaat en al jaren geen eigen kantoor meer heeft, wilde de Haagse deken haar graag definitief van het tableau geschrapt zien, alleen al om te voorkomen dat zij ooit in de advocatuur zou kunnen terugkeren.
De Raad van Discipline zag in oktober vorig jaar geen reden om het finale oordeel van de Hoge Raad af te wachten en schrapte Scheffer inderdaad van het tableau. Ook het Hof van Discipline wacht de uitspraak van de Hoge Raad niet af, omdat deze al jaren lopende strafzaak losstaat van de tuchtrechtelijke verwijten die haar worden gemaakt in haar rol van advocaat.
De in het verleden al vaker door Scheffer gevoerde verweren – verklaringen afgelegd onder invloed van Post Traumatisch Stress Syndroom, gebrekkig financieel onderzoek naar haar kantoor, liegend voormalig personeel – worden ook door het Hof van Discipline aan de kant geschoven. Evenals haar verweer dat zij de feiten onder invloed van haar overleden ex-man zou hebben gepleegd.
‘Het staat zonder meer vast dat verweerster als advocaat zeer nauw betrokken is geweest bij een omvangrijke fraude op haar eigen advocatenkantoor, gedurende ruim vier jaren,’ aldus het hof. ‘Voor de schending van het vertrouwen in de advocatuur, en de schending van met name de kernwaarde van integriteit, is niet doorslaggevend of verweerster deze feiten welbewust zelf heeft gepleegd, of deze onder invloed van een ander heeft gepleegd, of – jarenlang – zou hebben toegelaten dat haar echtgenoot deze feiten vanuit haar kantoor pleegde.’
Omdat Scheffer ook anno 2018 het laakbare van haar handelen nog niet lijkt in te zien – de advocatenorde zou volgens haar ook schuld hebben omdat er destijds niet op tijd werd ingegrepen –, ziet het hof geen andere mogelijkheid dan schrapping van het tableau. ‘Daarbij komt dat haar opstelling ten aanzien van hetgeen haar wordt verweten geen enkel vertrouwen geeft dat verweerster in de toekomst in staat zal zijn het beroep van advocaat op een behoorlijke manier uit te oefenen.’