Jan Piet van Rossum, oud-advocaat van No Surrender-voorman Klaas Otto, is begin dit jaar ook in hoger beroep van het tableau geschrapt. Het Hof van Discipline spreekt van een ‘flagrante schending’ van de advocatuurlijke kernwaarden. De rechtbank veroordeelde hem in november 2020 tot twee jaar cel.
Van Rossum raakte in de afgelopen jaren verstrikt in meerdere (strafrechtelijke) onderzoeken. Niet alleen in de zaak rond Klaas Otto, oprichter van motorclub No Surrender; ook bleek hij een rol te hebben gespeeld bij de fraude binnen de failliete zorgstichting Vivence.
Sinds maart 2017 is Van Rossum onafgebroken geschorst geweest als advocaat, op grond van artikel 60ab Advocatenwet. In november 2020 veroordeelde de rechtbank in Breda hem tot twee jaar cel voor het beïnvloeden van getuigen in een strafzaak tegen Otto, en voor het bezit van amfetamine en een drugslaboratorium. Een jaar eerder, in november 2019, schrapte de Raad van Discipline hem vanwege een waslijst aan misdragingen van het tableau.
In februari 2017 werd de advocaat aangehouden nadat de politie onder meer ruim drie kilo amfetamine, grondstoffen voor drugs en een drugslab bij hem thuis in Den Haag had gevonden. Een medewerker van de Orde van Advocaten was aanwezig bij de doorzoekingen van het huis en een kantoorruimte in Amsterdam. Die noteerde: “Ik heb in geen enkel dossier een opdrachtbevestiging gezien of een correspondentiedossier met daarin een verslag van wat er gebeurd is, wat de volgende stappen zijn. […] Het kantoor is een grote ongeorganiseerde bende.”
Fraude bij Vivence
Van Rossum was ook advocaat van de eind 2016 gefailleerde Zorg Stichting Vivence uit Rotterdam, waarvan een oud-directeur is veroordeeld tot vier jaar cel wegens de verduistering van bijna twee miljoen euro. De curator van Vivence trok aan de bel bij de deken: de advocaat van Vivence liet de geldstromen rond de zorgstichting via zijn kantoorrekening lopen, ook na het faillissement nog. Partijen kregen instructies om via de kantoorrekening te betalen, waarna de advocaat pas later doorbetaalde aan de zorgstichting.
In totaal kwam er op die manier circa 450.000 euro voor Vivence op de kantoorrekening van de advocaat terecht. Vervolgens ‘bankierde’ Van Rossum met deze derdengelden, door zo’n 340.000 euro te betalen aan crediteuren van de zorgstichting en 110.000 euro voor zichzelf te houden door verrekening van een declaratie. Dit had hij nooit mogen doen, aldus het omvangrijke dekenbezwaar tegen de advocaat.
Betrokkenheid bij witwassen
In een derde strafrechtelijk onderzoek wordt Van Rossum verdacht van betrokkenheid bij witwassen in de periode 2012-2017. Het OM in Den Haag baseert zich hierbij onder meer op de – weliswaar zeer gebrekkige – administratie van Van Rossum, die in meerdere zaken ‘onverklaarbare’ stortingen, geldopnames en contante betalingen laat zien. Ook in dit onderzoekt duikt zorginstelling Vivence op, evenals de eigenaar van het pand waaruit de gevonden amfetamine, grondstoffen en het drugslab afkomstig bleken te zijn.
Het duizelingwekkende dekenbezwaar dat dit alles heeft opgeleverd, wordt ook door het Hof van Discipline volledig gegrond verklaard. Van de twaalf beroepsgronden die Van Rossum had ingebracht, slaagt er niet een.
“Het hof constateert dat de praktijkvoering van verweerder ernstige gebreken vertoont en verweerder op tal van aspecten de voor advocaten geldende kernwaarden integriteit en onafhankelijkheid op flagrante wijze heeft geschonden,” zo staat in de uitspraak van het hof. “Verweerder lijkt dit klemmende probleem niet zo te zien en achtte kennelijk de omstandigheid dat in de strafzaak nog geen onherroepelijke uitspraak was gedaan van groot belang voor deze zaak.”
Uitgebreid tuchtrechtelijk verleden
Het aanstaande hoger beroep in de strafzaak is voor een tuchtrechtelijke beslissing echter niet van belang, stelt het hof, dat bovendien wijst op het ‘uitgebreid tuchtrechtelijk verleden’ van de advocaat. “Met de op 6 maart 2017 opgelegde schorsing ex artikel 60b Advocatenwet met onmiddellijke ingang is voorkomen dat verweerder als advocaat nog meer misstappen kon begaan. Bij deze stand van zaken is een schrapping van het tableau de enige gepaste maatregel.”
Van Rossum achtte ondanks alles de tijd rijp om weer als advocaat te kunnen werken; hij wilde in hoger beroep ook zijn sinds maart 2017 geldende schorsing voor onbepaalde tijd laten opheffen. Vanwege zijn definitieve schrapping van het tableau neemt het hof dit opheffingsverzoek echter niet in behandeling.