Twee advocaat-partners van een Amsterdams advocatenkantoor zijn eind juli beide geschorst wegens geknoei met de derdengeldenrekening van hun kantoor. De beveiliging van de rekening was niet op orde, er werd met gelden van cliënten ‘gebankierd’ en de Wwft werd ten onrechte genegeerd.
Een onderzoek door de Amsterdamse deken Henrichs kwam aan het rollen na een melding van een advocaat en een klacht van een betrokkene over dit duo. Advocaat mr. L. klopte bij de deken aan omdat hij van plan was om in verband met een vordering van zijn cliënten conservatoir beslag te laten leggen op de privérekeningen en huizen van de twee verweerders in deze tuchtzaak, en op de rekeningen van het advocatenkantoor waar zij partner zijn. Dit nadat er een en ander was misgelopen met betalingen vanaf de derdengeldenrekening van het kantoor aan deze cliënten, die op deze rekening 1,2 miljoen euro bedoeld voor procesfinanciering lieten beheren.
De andere melding ging over een geschil rond een erfenis; een zekere heer M. beklaagde zich er bij de deken over dat een van de advocaten declaraties voor hem en zijn broers had verrekend. Er waren zogenoemde ‘huurpenningen’ uit een onroerende zaak naar de derdengeldenrekening overgemaakt, waarna bleek dat de advocaat hieruit de vaste lasten van deze onroerende zaak betaalde. Hoewel de klacht werd ingetrokken, besloot de Amsterdamse deken zelf een onderzoek in te stellen.
Waslijst met verwijten
Aan de Raad van Discipline presenteerde de deken een ware waslijst met verwijten aan het adres van de twee partners – vooral aan de senior van de twee, ‘verweerder 1’ –, waaronder bankieren op de derdengeldenrekening met behulp van de huurpenningen en ten onrechte geen Wwft-melding doen over het beheer van gelden die geen direct verband hielden met een juridische zaak. Ook schortte er veel aan de inrichting van de derdengeldenrekening: er was geen sprake van een dubbele fiattering of een intern tweehandtekeningensysteem bij betalingen. Bovendien beschikte een jongere advocaat van het kantoor over de bankpas; hij verrichtte zonder medeweten van de partners zelfstandig betalingen.
In een lijvige uitspraak van 26 juli heeft de Raad van Discipline Amsterdam het dekenbezwaar volledig gegrond verklaard, waarbij de senior advocaat-partner een schorsing van zestien weken heeft gekregen, en zijn collega acht weken schorsing.
Zo waren de gelden bestemd voor procesfinanciering op de derdengeldenrekening technisch gezien geen derdengelden, aldus de raad. “De gestorte gelden hadden geen duidelijke relatie met de dienstverlening van [verweerders] als advocaat.” Het beheer van zulke grote sommen geld van deze cliënten had kortom nooit op die manier gemogen.
‘Discutabele reputatie’
Daarbij hadden de advocaat-partners voordat ze deze opdracht voor het beheer van geld aannamen grondig Wwft-onderzoek moeten doen, en dat lieten ze na. “Bij de Undertaking Agreement zijn partijen betrokken die in het buitenland zijn opgericht, dan wel gevestigd, zoals op de Kaaimaneilanden en de Britse Maagdeneilanden,” zo staat in de uitspraak. “De raad veronderstelt als algemeen bekend dat de financiële systemen op deze eilanden een discutabele reputatie hebben. Naar het oordeel van de raad bestond er voor verweerder 1 onder deze omstandigheden aanleiding om te veronderstellen dat de Undertaking Agreement verband kon houden met witwassen of financieren van terrorisme.”
In de erfrechtzaak onderstreept de raad dat de derdengeldenrekening enkel bedoeld is voor gelden van rechthebbenden, niet voor vaste lasten van onroerend goed. Deze lasten vanaf de derdenrekening betalen valt inderdaad te kwalificeren als ‘bankieren’, stelt de tuchtrechter.
Ernstig en langdurig tekort geschoten
Volgens de Raad van Discipline zijn beide advocaten ‘ernstig en langdurig’ tekortgeschoten door te bankieren met grote sommen geld op de derdengeldenrekening van hun kantoor en door te miskennen dat de Wwft van toepassing zou zijn op het beheren van geld. Daar komt bij dat de langst geschorste senior partner de deken onjuiste informatie verschafte tijdens diens onderzoek. Hij had beter moeten weten, vindt de raad, zeker omdat hij al meer dan veertig jaar advocaat is en nooit eerder met de tuchtrechter in aanraking was gekomen.
De tweede advocaat-partner komt weg met een lichtere schorsing omdat hij volgens de raad ‘in het systeem van een bestaand kantoor is meegenomen’. Daarnaast heeft hij initiatief genomen om zich bij te laten scholen zodat hij zulke fouten niet opnieuw zal maken. Beide advocaten zitten inmiddels niet meer in het bestuur van de Stichting Derdengelden van het kantoor.