Een echtscheiding aanvragen bij de rechtbank; verwacht mag worden dat een advocaat de juiste procedure weet. Toch ging het in dit geval verkeerd, waardoor het verzoek opnieuw ingediend moest worden en de cliënt voor hogere kosten kwam te staan. Het levert de advocaat een waarschuwing op.
Op 8 juni 2016 trouwen een man en een vrouw, in gemeenschap van goederen. Kort daarna verhuizen de twee naar de Filipijnen, waar de vrouw een minderjarig kind heeft uit een vorige relatie. Dit kind is al enkele jaren voor het huwelijk erkend door de man. Het stel blijft in de Filipijnen, totdat er twee jaar later (het is inmiddels december 2018) een verzoek tot echtscheiding wordt ingediend door de advocaat van de vrouw bij de Nederlandse rechtbank.
Volgens de advocaat is het Nederlands recht van toepassing in deze situatie. De advocaat van de echtgenoot betwist dit niet, en stuurt in november 2019 een schikkingsvoorstel. Door het internationale karakter van de zaak – de man is Nederlands, de vrouw Filipijns, en de zoon heeft beide paspoorten – besluit de rechtbank echter dat de Nederlandse rechter niet bevoegd is de echtscheiding uit te spreken. De laatste verblijfplaats van het stel was immers de Filipijnen, en er is geen sprake van een gemeenschappelijke Nederlandse nationaliteit.
Geweigerd
Het is inmiddels mei 2020, het stel wacht al anderhalf jaar op hun echtscheiding, wanneer deze geweigerd wordt door de Nederlandse rechter. Pas op 25 januari 2022 zijn de twee officieel gescheiden. De man klaagt nu bij de tuchtrechter over de advocaat van zijn voormalige echtgenote; hij nam het initiatief voor de echtscheiding en vroeg deze bij de verkeerde rechter aan.
De advocaat voert het verweer dat beide partijen de wens hadden dat de Nederlandse rechter de echtscheiding naar Nederlands recht zou uitspreken, en dat er daarom dus geen reden was om dit niet te laten gebeuren. Daar is de raad het echter niet mee eens: het was aan de advocaat, en niet aan zijn cliënten, om de Nederlandse wet- en regelgeving te kennen.
Expliciete bedoeling
Hij had moeten weten dat zijn cliënt niet ontvankelijk verklaard zou worden in haar verzoek tot echtscheiding. Na dit eerste echtscheidingsverzoek moet er anderhalf jaar later een nieuw verzoek ingediend worden – waarna de scheiding wel werd uitgesproken. Doordat de procedure hierdoor zoveel langer duurde dan vooraf werd ingeschat, vielen ook de kosten voor beide partijen hoger uit dan verwacht. Dat dit niet zijn expliciete bedoeling is geweest, maakt het voor de raad niet anders.
Uiteindelijk komt de raad tot het oordeel dat een waarschuwing voor de advocaat passend is.