Een heimelijke afspraak van een advocaat met een stagiaire over de terugbetaling van opleidingskosten als hij binnen een bepaalde periode na het voltooien van de opleiding zou vertrekken, is in strijd met de kernwaarde integriteit. Dat heeft de Raad van Discipline in Den Bosch beslist. Volgens de deken van arrondissement komen dergelijke ‘side letters’ over terugbetaling van opleidingskosten vaker voor.
De advocaat in kwestie sluit in op 7 juni 2019 een arbeidsovereenkomst met de stagiaire. Die overeenkomst wordt aan Raad van de Orde in Limburg overlegd.
Een maand later sluit de advocaat een aparte ‘studieovereenkomst’ met de stagiaire. Die ziet op een terugbetalingsverplichting voor de kosten van de Beroepsopleiding Advocaten als de stagiaire binnen een bepaalde periode na het afronden van zijn stage de arbeidsovereenkomst opzegt.
Van die overeenkomst wordt geen melding gemaakt bij de Orde, ook niet bij de periodieke rapportages over de voortgang van de stage. Daar wordt gevraagd naar veranderingen van de arbeidsovereenkomst en die vraag wordt door de advocaat gedurende een reeks van jaren met ‘nee’ beantwoord.
Dat is in strijd met de kernwaarden integriteit, aldus de Raad van Discipline. ‘Verweerder heeft verder op geen enkel moment in de periode van ruim vier jaar acht geslagen op de ontoelaatbaarheid van het studiekostenbeding, ondanks dat hij hier in ieder geval door middel van de nieuwsbrief van maart 2021 door de deken en op 30 mei 2022 via zijn tweede advocaat-stagiaire op is gewezen. Desondanks heeft hij op 15 augustus 2023 een deel van de studiekosten gevorderd van [de stagiaire]. Verweerder heeft met het voorgaande in strijd met de kernwaarde integriteit gehandeld’, aldus de Raad.
De Raad vindt het ‘twijfelachtig’ en ‘ongeloofwaardig’ dat de advocaat niet op de hoogte zou zijn dat het studiekostenbeding niet was toegestaan. ‘(…) Voor een patroon als verweerder heeft de beweerde onbekendheid met de Beleidsregel stage en patronaat 2018 te gelden als een schending van de kernwaarde “deskundigheid”.’
In de beleidsregel is overigens geregeld dat een eventuele terugbetalingsregeling met betrekking tot de netto kosten van de beroepsopleiding een glijdende schaal kent, in die zin dat de door de stagiaire te vergoeden kosten afnemen met het verstrijken van de tijd. Aan het einde van de stage geldt ‘in beginsel (…) geen terugbetalingsverplichting meer’.
De advocaat wordt twee weken geschorst, en een proceskostenveroordeling van 1250 euro.
Klik hier voor de uitspraak