Een man uit Hengelo vond 749,70 euro wel erg veel geld voor het werk dat een notaris daarvoor had geleverd en maakte er werk van. Hij vroeg een beslissing over het declaratiegeschil, tekende bezwaar en vervolgens beroep aan, welke beide ongegrond werden verklaard, en ging vervolgens in hoger beroep bij de Raad van State. Ook die laatste vond het echter een redelijk bedrag voor 210 minuten werk.
De man voert aan dat “het bij de declaratie in rekening gebrachte bedrag niet in verhouding staat tot de door de notaris verrichte werkzaamheden, aangezien de notaris heeft nagelaten om, zoals verzocht, onderzoek te doen naar het bestaan van bepaalde notariële akten.” De man wilde weten of zijn overleden moeder in 1983 erfgenaam was van een toen overleden persoon en wie na haar overlijden in 2005 de erfgenamen waren.
De notaris kon zijn verzoeken niet direct beantwoorden; daarvoor was nadere bestudering nodig van verschillende bescheiden. Inderdaad een ingewikkelde testamentaire kwestie, oordeelt ook de Afdeling Bestuursrechtspraak van de RvS. “Gezien de inhoud van de brief van 8 oktober 2008, volgens welke al vier andere notarissen zich met de kwestie hadden beziggehouden, alsmede de bij de brief gevoegde bijlagen, acht de Afdeling aannemelijk dat het eerste verzoek inderdaad een ingewikkelde kwestie betrof.”
Helemaal niet vreemd dat de notaris 70 minuten besteedde aan het bespreken van het verzoek met cliënt, 65 minuten aan het bestuderen van verschillende bescheiden en 40 minuten aan het schrijven van een gemotiveerd antwoord aan cliënt. Plus 35 minuten voor de brief waarin de notaris laat weten niet aan het verzoek te kunnen voldoen. “In het licht van de complexiteit van de kwestie waarop het eerste verzoek betrekking heeft en de omvang van de door [appellant] in verband met dat verzoek overgelegde bijlagen, is de duur van de door de notaris aan het eerste verzoek bestede werkzaamheden niet onredelijk lang,” aldus de uitspraak.