Een oud-notaris is na zijn eervol ontslag definitief alsnog uit het ambt gezet, omdat hij de derdenrekening gebruikte om kantoorkosten en crediteuren te betalen. Hij liet het tekort fors oplopen, heeft het niet aangezuiverd en zelfs verbloemd. Het oordeel van zowel Kamer van Toezicht als het Gerechtshof: helemaal foute boel.
De uitspraak van de Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen in het arrondissement Zutphen werd in hoger beroep door het gerechtshof Amsterdam op 28 februari met een kale bevestiging bekrachtigd. Het uit het ambt zetten van deze oud-notaris is terecht, oordeelt ook het hof.
Het BFT deed onderzoek bij het kantoor, wegens de negatieve bewaringspositie van 175.000 euro op de laatste dag voor zijn defungeren. Een week eerder was het tekort nog 65.000 euro. Het BFT concludeert dat in de tussentijd dus 110.000 euro werd overgemaakt naar de kantoorrekening. Vervolgens heeft hij van dat bedrag nog eens 14.500 euro overgemaakt naar zijn privérekening, zo is te lezen in de vaststaande feiten van de uitspraak van de Kamer van Toezicht.
Om niet door de mand te vallen, verstrekte de oud-notaris twee maanden achtereen aan het BFT informatie waaruit een positieve bewaringspositie bleek, terwijl de bewaringspositie toen al negatief was. Door twee keer via derden tijdelijk 80.000 euro op de rekening te zetten, kon hij het tekort verbloemen.
Aangifte tegen BFT, dreigement aan de Kamer
De oud-notaris liet zich echter niet zomaar wegsturen. Vlak voor de mondelinge behandeling stuurde hij aan de Kamer van Toezicht het verzoek om de behandeling van de klachten aan te houden. Dit omdat hij die dag een strafrechtelijke aangifte had gedaan tegen onder meer het BFT.
Hij voegde er aan toe dat hij de Kamer op voorhand wraakte, indien zij zijn verzoek niet zou inwilligen. Omdat hij de relevantie van de aangifte voor de behandeling van de klachten niet voldoende aantoonde, werd de klacht afgewezen. De wraking werd bovendien gepasseerd. Volgens de Kamer kwam het neer ‘op een dreigement’. Hoe dan ook, de wet kent geen voorwaardelijke wraking, omdat de feiten en omstandigheden waarop de wraking gebaseerd is, dan nog niet bekend zijn.
De oud-notaris vindt dat het BFT en de KNB überhaupt het recht niet meer hebben om een klacht tegen hem in te dienen, omdat de Commissie van Deskundigen, waarvan het secretariaat door het BFT wordt gevoerd, tijdens zijn benoeming onjuist zou hebben gehandeld en hij na zijn benoeming tegenwerking ondervond van zowel BFT als KNB. En het waren juist die tegenwerking en de jarenlange procedures waardoor hij zich genoodzaakt zag tegoeden van de kwaliteitsrekening ten dele aan te wenden, ter voorkoming van zijn faillissement.
Te allen tijden positief
De Kamer is niet onder de indruk. Hoe die verhoudingen liggen, is niet relevant voor de beoordeling. Het is zijn handelen en nalaten als notaris dat ter beoordeling ligt bij de Kamer. Hij alleen, en niet de KNB en het BFT, is daarvoor verantwoordelijk. Ten aanzien van zijn verweer dat het bedrag van €14.500,= niet als privéopname kan worden beschouwd omdat hiermee belastingaanslagen zijn betaald, is de Kamer van oordeel “dat het voor de verplichting om de bewaringspositie te allen tijden positief te houden alleen relevant is dat hij het bedrag van de kwaliteitsrekening heeft gehaald, terwijl het saldo […] een dergelijke opname niet toestond.”
De Kamer rond af met de constatering dat ook onder de geschetste omstandigheden – waaronder eveneens, hoe tragisch ook, het overlijden van zijn demente vader, het dodelijk ongeval van een halfzusje van zijn kinderen, de verbreking van zijn relatie en het om financiële redenen moeten beëindigen van de notariële praktijk – van een notaris verwacht mag worden dat hij zijn rug recht houdt. Het belang van de cliënt staat altijd bovenaan.
De oud-notaris heeft het tekort fors laten oplopen, het niet aangevuld en de situatie verhuld. Hij heeft derden een groot risico laten lopen en daarmee het vertrouwen van de maatschappij in ernstige mate beschaamd. Voor deze fundamentele schending van de eer en de waardigheid van het notariaat acht de Kamer, en ook het Gerechtshof, slechts de zwaarst mogelijke tuchtmaatregel van ontzetting uit het ambt passend en geboden.