Meerdere cliënten hoorden amper van haar. Op hun klachten bij de deken volgde geen reactie. De ontruiming van het kantoor van deze advocate uit Hengelo – wegens acht maanden huurachterstand – was de druppel; de Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden heeft haar op 17 mei van het tableau geschrapt.
In 2018 vinden er voor het eerst gesprekken plaats tussen de advocate en deken Luttikhuis van de Orde van Advocaten Overijssel, na meerdere klachten dat zij vaak te laat of niet reageert op vragen van haar cliënten. Ondanks enkele maanden begeleiding door een ervaren advocaat, gebeurt dit in de jaren erna vaker. De advocate moet zich meermaals verantwoorden voor de tuchtrechter wegens haar onbereikbaarheid en het negeren van cliënten; een waarschuwing, berisping en enkele voorwaardelijke schorsingen sorteren echter geen effect, zo blijkt.
Begin december 2020 wijst de rechtbank Overijssel een ontruimingsvonnis tegen haar; wegens een huurachterstand van liefst acht maanden – die ze naar eigen zeggen niet meer kan betalen –, moet ze haar kantoorruimte in Hengelo verlaten. De president van de rechtbank voelt zich geroepen de deken in te lichten. Als de advocate geheel niet meer reageert op zijn verzoeken om het ontruimingsvonnis en financiële stukken te mogen zien, dient Luttikhuis opnieuw een dekenbezwaar in wegens belemmering van zijn toezichthoudende taken. Bij de behandeling van het bezwaar door de tuchtrechter schittert ze door afwezigheid; ook voert ze geen schriftelijk verweer.
Na de eerdere maatregelen kan de Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden deze keer niet anders dan de zwaarste maatregel van schrapping van het tableau opleggen, ook omdat de zorg voor haar cliënten duidelijk onvoldoende is. “De raad rekent [dit alles] verweerster zeer zwaar aan, te meer omdat er mede door het tegen haar uitgesproken ontruimingsvonnis ernstige zorgen zijn over de continuïteit van de behandeling van dossiers,” zo staat in de uitspraak. “Het gedrag van verweerster past binnen een patroon van het onttrekken aan dekenaal toezicht waaraan verweerster is onderworpen, alsmede aan het zich onvindbaar houden voor cliënten en de deken. […] De raad is van oordeel dat het niet verantwoord is dat verweerster nog langer als advocaat werkzaam is.”