Als uitkomt hoe een advocate de belangen van haar cliënt heeft verwaarloosd door ‘niet-bestaande rechtsgangen’ te volgen, en hierover bovendien oneerlijk is geweest, valt voor haar het doek. De Raad van Discipline ’s-Gravenhage heeft haar begin juni van het tableau geschrapt, blijkt uit een dinsdag gepubliceerde uitspraak.
Alles is nog koek en ei tussen de advocate uit het ressort Rotterdam en haar cliënt als ze in maart 2016 tijdens een comparitie van partijen bij het Gerechtshof een schikking met de wederpartij weet te treffen. Haar cliënt doet opnieuw een beroep op haar als deze wederpartij zich niet houdt aan de schikkingsafspraken. Ze belooft in mei 2016 om het Gerechtshof hierover aan te schrijven en om bij de rechtbank om beslaglegging van een stuk vastgoed van de wederpartij te vragen.
Ze onderneemt vervolgens echter maandenlang geen actie. Pas half september meldt ze haar cliënt dat de rechtbank het verzoek zou hebben geaccepteerd. In december dient ze vervolgens een zogenoemd ‘verzoekschrift betreffende vordering onrechtmatig handelen’ bij de rechtbank in. Eenmaal voor de tuchtraad moet de advocate echter erkennen dat dit een verkeerde procedure is geweest en dat zij ‘misschien teveel naar de wensen van klaagster heeft geluisterd’.
‘Onjuiste en ondeskundige aanpak’
Het was een even onjuiste als ondeskundige aanpak, bevestigt de Raad van Discipline in een uitspraak van 3 juni. Ten eerste is het ‘onjuist en kansloos’ om het Gerechtshof aan te schrijven over geschonden schikkingsafspraken. ‘De schikking was immers getroffen met de wederpartij en alleen die kon worden aangesproken op de niet-nakoming ervan,’ aldus de raad. ‘Een rechterlijke instantie wordt niet bij brief betrokken bij een uitvoeringsgeschil tussen partijen.’
Tot overmaat van ramp koos de advocate eind 2016 opnieuw voor een ‘onjuiste, niet-bestaande rechtsgang’ in de vorm van het ‘verzoekschrift betreffende vordering onrechtmatig handelen’. Dat had een dagvaardingsprocedure moeten zijn. Ondeskundig, oordeelt de raad nogmaals, net als het feit dat ze veelal niet reageerde op de verzoeken om een update van haar cliënt en gedane toezeggingen niet nakwam. De beloofde brief aan het hof – onjuist middel of niet – stuurde ze immers pas maanden later. ‘Daarmee heeft verweerster klaagster geruime tijd in onzekerheid en onwetendheid gelaten.’
Verder deed ze voorkomen alsof ze van mei 2016 tot eind april 2017 werkzaamheden verrichtte voor haar cliënt, terwijl dit achteraf niet het geval bleek te zijn. Dat de advocate voor de Raad van Discipline spijt heeft betuigd en ‘heel veel kwijt is geraakt in het geheugen’ als gevolg van een TIA, kan haar niet baten. Bij gezondheidsproblemen had zij de zaak immers aan een andere advocaat moeten overdragen, vindt de raad. Daarbij bieden de feiten ‘voldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat verweerster contact met klaagster heeft getraineerd of vermeden’ en paste zij op zitting bij de raad haar verklaring steeds iets aan, met ‘ongerijmdheden en inconsistenties’ tot gevolg.
‘Verweerster is ernstig tekort geschoten in de zorg die zij voor klaagster had behoren te betrachten en zij heeft daarmee een onaanvaardbaar risico genomen dat klaagster in haar belangen zou worden geschaad,’ aldus de Raad van Discipline. ‘De gedragingen van verweerster raken aan de kernwaarden van de advocatuur, in het bijzonder de kernwaarden vakkundigheid en integriteit. Voor advocaten die deze kernwaarden met voeten treden is binnen de advocatuur geen plaats.’
Bij het besluit tot schrapping van het tableau speelt ook een stevig tuchtrechtelijk verleden mee. Sinds 2012 is de advocate drie keer gewaarschuwd en twee keer berispt. Bovendien liep er gelijktijdig nog een andere (gegronde) klachtzaak met overeenkomstige feiten, waarin de Raad van Discipline tevens schrapping van het tableau heeft opgelegd.