Anders dan de fungerend voorzitter van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden onlangs besliste, heeft de voorzitter van de kamer voor het notariaat geen beleidsruimte bij het besluit om een notaris te schorsen na veroordeling wegens een strafbaar feit met mogelijke vrijheidsbeneming tot gevolg. Die beleidsruimte komt wel toe aan de kamer voor het notariaat, die het besluit van de voorzitter binnen vier weken inhoudelijk moet toetsen.
Dat heeft de Notariskamer van het Gerechtshof Amsterdam bepaald. Volgens de Notariskamer blijkt uit de wetsgeschiedenis dat de wetgever schorsing (alleen) dwingend heeft willen voorschrijven als de veroordeling vrijheidsbeneming tot gevolg heeft. Van een dergelijke veroordeling is – hoewel nog niet onherroepelijk – in dit geval sprake: de notaris in kwestie zou zich hebben ingelaten met ‘schuldwitwassen’. Ook zou hij opzettelijk een MOT-melding achterwege hebben gelaten.
De notaris in deze zaak stelt verder dat artikel 26 van de Wet op het notarisambt niet van toepassing is. Die wet trad op 1 januari 2013 in werking, terwijl zijn veroordeling dateert van 21 december 2012. De Notariskamer gaat daar niet in mee: “Nu de wetgever met betrekking tot deze bepaling niet heeft voorzien in een overgangsregeling, is het hof (met de kamer) van oordeel dat dit artikel onmiddellijke werking heeft. Weliswaar dateert de rechterlijke uitspraak waarbij de notaris is veroordeeld van 21 december 2012, maar aangezien het feit van veroordeeld zijn per 1 januari 2013 aanwezig is, is artikel 26 lid 1 sub c Wna ook alsdan toepasselijk. In die zin is van een terugwerkende kracht van die bepaling dan ook geen sprake.”
De Notariskamer laat zich ten slotte ook uit over de schorsing van de notaris. Die is terecht. “Het hof is van oordeel dat de gedragingen waarvan de notaris wordt verdacht dusdanig ernstig zijn en in strijd komen met de kern van de notariële ambtsbediening, dat de bescherming van cliënten en andere derden tegen een notaris met een dergelijk gebrek aan beroepsethiek vergt dat de ordemaatregel van schorsing wordt bekrachtigd.”