Een notaris die bij de levering van een huis als gevolmachtigde optrad voor een vriend en jegens die vriend aangifte deed wegens valsheid in geschrifte, trad niet op in de hoedanigheid van notaris. Er is daarom geen sprake van schending van de geheimhoudingsplicht, aldus de rechtbank Amsterdam in een onlangs gepubliceerde uitspraak. En zelfs al zou de man hebben opgetreden als notaris, dan is er geen sprake van schending van de geheimhoudingsplicht als de “cliënt de notaris bewust beweegt tot meewerking aan een strafbaar feit”.
De advocaat van de verdachte in deze zaak stelde dat de notaris zijn beroepsgeheim heeft geschonden. Deze meldde de politie dat er valsheid in geschrifte was gepleegd bij de levering van een huis. De aangifte en de afgelegde verklaringen vormden de start van het strafrechtelijk onderzoek. “De door de officier van justitie genomen vervolgingsbeslissing doet in ernstige mate afbreuk aan het vertrouwen dat in het beroepsgeheim moet worden gesteld,” aldus de advocaat.
De rechtbank volgt de advocaat niet. In de eerste plaats heeft de notaris op “puur vriendschappelijke basis” opgetreden als gevolmachtigde, en was een andere notaris ingeschakeld voor de verkoop en levering van de woning in kwestie. “De hierboven genoemde omstandigheden in combinatie met de wederzijds erkende jarenlange vriendschapsband tussen verdachte en [notaris 1], doen de rechtbank concluderen dat [notaris 1] en [kandidaat-notaris 1] niet als notaris hebben gehandeld.”
Ten overvloede overweegt de rechtbank dat zelfs al zou de notaris in de hoedanigheid van notaris hebben opgetreden, er nog geen schending van het beroepsgeheim heeft plaatsgevonden. Wanneer de cliënt de notaris beweegt dat meerwerking aan een strafbaar feit, dan is er sprake van “uitzonderlijke omstandigheden die doorbreking van het beroepsgeheim rechtvaardigen,” stelt de rechtbank.
En zou er tóch sprake zijn van schending, dan hoeft dat nog “geen directe gevolgen te hebben voor de rechtmatigheid van het bewijs en het gebruik ervan,” aldus de rechtbank. “Uit de jurisprudentie volgt dat er sprake kan zijn van onrechtmatig bewijs wanneer de politie op onrechtmatige wijze informatie heeft vergaard door de geheimhouder uit te lokken tot het schenden van diens geheimhoudingsplicht. Van een dergelijk handelen door de politie of het openbaar ministerie is in casu niets gebleken.” (12 maart 2009)
In vervolg op de bevindingen van de Werkgroep Verwevenheid onder- en bovenwereld organiseert de Vaste Commissie van Justitie in de Tweede Kamer in april een hoorzitting over de aard en reikwijdte van het beroepsgeheim en verschoningsrecht van advocaten en notarissen. Hoogleraar Advocatuur Bannier van de Universiteit van Amsterdam schreef op verzoek van de Nederlandse Orde van Advocaten een notitie ten behoeve van die hoorzitting, zie onderstaande link.