Een Limburgse notaris liet ernstige steken vallen bij het opmaken en passeren van een testament van een 76-jarige vrouw. Zij overleed kort na de passering; haar huisarts annex schoonzoon wordt verdacht van moord. De Bossche Kamer voor het Notariaat heeft de notaris onlangs twee weken geschorst.
De 76-jarige vrouw overleed eind juli 2016 onder verdachte omstandigheden in een verzorgingstehuis in Maastricht. Haar huisarts, die kort na haar dood trouwde met haar dochter, wordt ervan verdacht haar een te hoge dosis medicijnen te hebben toegediend, aldus eerdere berichten van regionale media in Limburg. Het Openbaar Ministerie is in 2018 een strafrechtelijk onderzoek gestart. De behandeling van de strafzaak is als gevolg van de coronamaatregelen uitgesteld.
Zes weken voor haar dood tekende zij haar nalatenschap, onder toeziend oog van de notaris die in april dit jaar is geschorst, aldus een op 5 juni gepubliceerde uitspraak van de Kamer voor het Notariaat ‘s-Hertogenbosch. Het Bureau Financieel Toezicht (BFT) had klachten ingediend nadat de betreffende dossiers van de notaris onder de loep waren genomen.
De notaris, een ‘goede kennis’ van de huisarts die echter zelf geen verdachte in de strafzaak is, sprak bij het opstellen van het testament in het geheel niet met zijn dementerende cliënte, een vrouw van Franse afkomst die vooral Duits sprak en pas sinds 2015 in Nederland woonde. De contacten over de nalatenschap liepen uitsluitend via de dochter – in de rol van bewindvoerder – en de huisarts, die het concepttestament te zien kregen. De dag voor passering verifieerde de notaris niet bij de moeder zelf of zij de inhoud van de akten volledig begreep. Op het moment van het passeren was er geen tolk aanwezig voor de vrouw.
De Kamer voor het Notariaat oordeelt dat de notaris tekort is geschoten in zijn zorg-, informatie- en belehrungsplicht. ‘De notaris had vóór de dag van het passeren van de notariële akten bij moeder moeten verifiëren of zij de gevolgen van de akten overzag.’ Bovendien stonden er enkele inhoudelijke fouten in de akten en hield de notaris volgens de tuchtkamer de belangen bij de nalatenschap niet scherp genoeg in het oog.
Met het huwelijk van de dochter kreeg de huisarts immers financiële belangen bij de erfenis; de notaris was zodoende onvoldoende alert op mogelijke beïnvloeding door de dochter en haar aanstaande echtgenoot. De kamer: ‘Door enkel en alleen af te gaan op informatie van de dochter en de huisarts en deze informatie niet voldoende te verifiëren bij moeder en met haar te bespreken, terwijl juist de dochter en de huisarts (indirect) (financieel) belang hadden bij de akten, heeft de notaris tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.’
De Kamer voor het Notariaat vindt gezien de omstandigheden een schorsing van twee weken passend. Het BFT heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak, schrijft de Limburger bij monde van BFT-directeur Marijke Kaptein. “Dat is een principiële kwestie. We willen weten wat in deze kwestie een passende reactie is.”