De Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden heeft deze zomer twee advocaten van het tableau geschrapt. Bij de een was volgens de deken sprake van een ‘ontspoorde praktijk’ en een ‘noodtoestand’. De ander had zijn kantoor vijf jaar geleden gesloten in verband met ziekte, wilde per se advocaat blijven, maar hield zich niet aan enkele simpele regels.
Door Joris Rietbroek
Een sinds 2005 zelfstandig werkende advocaat in Noord-Nederland komt in 2017 in de problemen als de Unit Financieel Toezicht Advocatuur de financiële gegevens van zijn kantoor over 2016 onderzoekt. Hieruit blijkt dat het eigen vermogen en de liquiditeitspositie negatief zijn, terwijl de kantooradministratie ‘ernstig tekortschiet’.
De advocaat blijkt een bedrag van 85.000 euro te hebben geleend om de inkomstenbelasting te kunnen betalen. Vervolgens slaagt de advocaat er niet in om de boekhouding over 2018 op orde te krijgen. Een coachingtraject, onder meer over financieel beheer, blijkt na diverse sessies toch weinig effect te hebben.
Verder blijken er in de periode 2015-2017 negen klachten tegen hem te zijn ingediend, vooral over zijn slechte bereikbaarheid en de kwaliteit van de dienstverlening, die leiden tot twee berispingen en een waarschuwing. Begin 2019 ontstaan er privéproblemen – een echtscheiding – en is de advocaat opnieuw nauwelijks bereikbaar voor cliënten. Aan een nieuw verzoek van de Unit FTA om zijn administratie te tonen, werkt hij niet mee.
‘Belangen cliënten aantoonbaar geschaad’
Voor de deken is de maat vol: die dient een verzoek tot schrapping in bij de Raad van Discipline, nadat ‘steeds weer is gebleken dat verweerder zich op cruciale momenten onttrok aan een verbetertraject. Problemen met cliënten, griffie, procedures, debiteuren en crediteuren zijn door verweerder verzwegen’. De deken spreekt van ‘een noodtoestand’ en noemt de praktijk ‘volledig ontspoord’, terwijl de belangen van cliënten ‘aantoonbaar zijn geschaad’.
De Raad van Discipline gaat hier in een beslissing van 12 augustus in mee. ‘Vast is komen te staan dat verweerder onvoldoende de belangen van zijn cliënten heeft behartigd, de organisatie en administratie van zijn kantoor niet op orde heeft en in strijd heeft gehandeld met verschillende gedragsregels. Het dossier laat het beeld zien van een advocaat die wegloopt voor zijn problemen, hierover niet communiceert en het contact met de deken, de coach en de Unit FTA uit de weg gaat of frustreert. Verweerder toont weinig zelfinzicht en verschuilt zich continu achter anderen.’
De advocaat stelt in zijn schriftelijk verweer dat het inmiddels beter met hem gaat, maar hier heeft de raad geen vertrouwen in. De deken weet immers nog altijd niet waar hij op het moment kantoor houdt en bovendien is hij niet op de zitting van de Raad van Discipline verschenen. De tuchtrechter is dan ook ‘van oordeel dat niet met minder kan worden volstaan dan schrapping van het tableau.’ Bovendien vindt de raad de hele situatie zo ernstig dat de advocaat voor onbepaalde tijd wordt geschorst op basis van artikel 60ab Advocatenwet, tot het moment dat zijn schrapping onherroepelijk is.
De bijzondere positie van een advocaat
De tweede recent geschrapte advocaat, sinds 1979 op het tableau, houdt tot de zomer van 2014 kantoor in Midden-Nederland. Gezondheidsproblemen dwingen hem zijn kantoor te sluiten, maar hij wil wel als advocaat ingeschreven blijven staan. Onmogelijk, laat de deken hem weten: een advocaat is volgens de Advocatenwet verplicht om kantoor te houden. In de jaren erna dient de advocaat niet de verplichte CCV-opgaves in en hij betaalt de hoofdelijke omslag niet. Een concept schrappingsverzoek zoals aangeboden door de deken, negeert hij.
De Raad van de Orde in Midden-Nederland dient uiteindelijk een verzoek in bij de Raad van Discipline om de advocaat te laten schrappen. ‘Het strookt niet met het algemeen belang dat degenen die niet of niet langer duurzaam en stelselmatig het beroep van advocaat uitoefenen, toch de titel “advocaat” mogen voeren en beschikken over de bijzondere positie die daarbij hoort,’ aldus het verzoek.
Mislukte wraking
Bij de tuchtrechter bijt de advocaat fel van zich af. Eerst doet hij een – vergeefse – poging tot wraking van de Raad van Discipline. Bij de uiteindelijke behandeling van het dekenverzoek door de raad stelt hij dat hij sinds 1 augustus 2014 ‘geen deel meer uit maakt van de orde van advocaten in Midden-Nederland’, omdat er geen kantoor houdt. Dus heeft de orde ‘formeel niets meer over hem te zeggen. […] De orde heeft zich een duidelijke taak gesteld, namelijk verweerder uitdrijven als advocaat.’
Hier trapt de Raad van Discipline niet in. In een uitspraak van 22 juli wordt zijn redenering ‘innerlijk inconsistent’ genoemd: ‘Verweerder stelt dat hij geen advocaat is in Midden-Nederland en daar geen kantoor houdt, terwijl verweerder wel advocaat wil blijven en daarmee gebruik wenst te blijven maken van de bijzondere positie die een advocaat heeft. In dat geval is hij echter wel onderworpen aan de Advocatenwet en de voor advocaten geldende regelgeving.’
Nu vormen ziekte of langdurige arbeidsongeschiktheid an sich geen argumenten om te bepalen of een advocaat ‘duurzaam en stelselmatig’ zijn praktijk uitoefent. Het feit dat de advocaat al jaren weigert om (verplichte) informatie te verstrekken aan de deken en de Raad van de Orde en niets kwijt wil over zijn toekomstplannen of – verwachtingen, verandert de zaak. De Raad van Discipline schrapt de advocaat daarom van het tableau, mede omdat hij zich jarenlang aan het toezicht van de deken heeft onttrokken.