Een kandidaat-notaris die vier jaar in dienst was geweest bij een notariskantoor, heeft na haar overstap naar een ander kantoor oud-cliënten een brief gestuurd waarin zij de hoop uitspreekt in de toekomst weer met ze samen te werken. Zowel de Kamer van Toezicht als de Notariskamer van het gerechtshof Amsterdam stellen de klagende oud-notaris bij wie ze werkte, in het gelijk. Tot het opleggen van een maatregel zien ze echter onvoldoende aanleiding.
In de brief, die de vrouwelijk kandidaat-notaris naar vijf zakenrelaties van haar vorige kantoor stuurde, schrijft ze onder meer het volgende: “Eerder heb ik op prettige wijze met je samengewerkt en ik hoop dat ik jou en je cliënten ook in de toekomst mag ontmoeten. Gelet op de afstand kunnen besprekingen/passeerafspraken ook bij jou op kantoor plaatsvinden. Met vriendelijke groet, …”
Een van de ontvangers stelt de oud-notaris van de brief op de hoogte. Hij belt met de kandidaat-notaris en zegt haar dat ze in strijd heeft gehandeld met de Wna en de Verordening Beroeps- en Gedragsregels. Hij deelt mee dat hij een schriftelijk persoonlijk excuus verwacht en dat ze met een brief ook haar uitingen moet herroepen tegenover de cliënten.
Hoewel de kandidaat-notaris keurig aan die eisen voldeed, diende de oud-notaris toch een klacht in, waarbij hij de kamer om een principiële uitspraak vroeg.
Formeel was de handelswijze ongeoorloofd wegens de binnen het notariaat geldende vrijheid van notariskeuze, aldus eerder de Raad van Toezicht. Daarnaast zijn de regels die betrekking hebben op de eer en waardigheid van het ambt en het voorschrift dat een (kandidaat-)notaris zich als een goed collega dient te gedragen overtreden.
De kandidaat-notaris ging in hoger beroep omdat ze het niet helemaal eens was met de klacht. In haar arbeidsovereenkomst stond immers geen concurrentie- of relatiebeding. Ze ontkent bovendien dat ze de adresgegevens uit het kantoorbestand heeft overgeschreven; ze had van de vijf cliënten ooit een visitekaartje gekregen. De brief was ook bedoeld als niets meer dan een ‘nieuw visitekaartje’, zonder daarmee de vrije notariskeuze te willen beperken. De Notariskamer oordeelt echter dat de geciteerde zinsnede de brief een wervend karakter geeft.
Omdat de kandidaat-notaris nooit eerder tuchtrechtelijk verwijtbaar handelde, ze onmiddellijk aan zowel de oud-notaris als de cliënten schriftelijk haar excuses maakte en de oud-notaris geen (im)materiële schade heeft geleden, bevestigt de Notariskamer de beslissing waarbij geen maatregel is opgelegd.