In een maandag gepubliceerde tuchtzaak maken drie notarissen elkaar over en weer verwijten. Over nevenkantoren, misleidende tarieven, retourprovisie en zelfs cocaïnegebruik. De Kamer van Toezicht in Breda geeft de ene notaris gelijk, de andere twee zijn over de schreef gegaan en krijgen een waarschuwing en berisping. En daarmee moet het uit zijn met de beschuldigingen.
Het begint met een klacht tegen notaris B, die in zijn verweer in een andere tuchtzaak – met vrijwel dezelfde klagers over het openhouden van een nevenvestiging – het kantoor van klagers A en C in een kwaad daglicht zou hebben gesteld. Ze kunnen wel klagen dat hij, B, een misleidende nevenvestiging heeft, maar wat dacht je van de nevenvestiging van hen zelf, waar slechts de dochter van A in huist, stelde hij in zijn schriftelijke verweer. En die lage tarieven op de website waarmee ze klanten lokken, maar die ze vervolgens flink extra kosten toerekenen… dat is pas misleiding ten top. En bovendien oneerlijke concurrentie tegenover andere notarissen.
Ondanks de poging van klager A om het prijsprotocol op de website te vergoelijken, wordt zijn klacht jegens B ongegrond verklaard. Volgens de kamer moet immers voorop staan dat B zijn uitlatingen deed in het kader van zijn verweer tegen de ingediende klacht, waardoor hij een grotere mate van vrijheid geniet dan in het geval hij zich publiekelijk uitlaat. Bovendien lag het in de lijn der verwachting dat B zich uitliet over het nevenkantoor van C en A, gaat de kamer verder. Ook B’s uitlating over het prijsprotocol is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar, aangezien hij er een gemotiveerde zelfstandige klacht van heeft gemaakt.
De klacht van B over het prijsprotocol van het kantoor van A en C wordt door de Kamer gegrond verklaard. Het gepubliceerde protocol voldoet niet aan de norm, aangezien een groot aantal verrichtingen inderdaad ten onrechte als ‘extra werkzaamheden’ worden vermeld. Niet werd vermeden dat cliënten achteraf werden geconfronteerd met een hoger in rekening gebracht bedrag dan zij op basis van het prijsprotocol voor ogen hadden: “Niet alleen worden cliënten onjuist voorgelicht, ook het zich afficheren met een dergelijk protocol brengt mee een op niet aanvaardbare wijze beconcurreren van collega-notarissen, nu cliënten zich ten onrechte door dit op misleidende wijze aantrekkelijk ogende prijsprotocol tot het kantoor van [A] en [C] aangetrokken kunnen voelen,” aldus de kamer.
Laster
Notaris C had zich tot slot volgens B ook nog schuldig gemaakt aan laster. Herhaaldelijk beweerde hij tegenover collega’s dat B retourprovisie zou betalen aan individuele makelaars, en betichtte hem zelfs van openbaar cocaïnegebruik. Dat is niet alleen klachtwaardig, aldus B, maar tevens te kwalificeren als laster.
C voert in zijn schriftelijke reactie op deze klacht aan dat hij de klacht voor kennisgeving aanneemt en niet ingaat op geruchten. De Kamer van Toezicht maakt hij het met deze “volstrekt onvoldoende weerspreking” te gemakkelijk: op grond van algemene procesrechtelijk beginselen wordt van hetgeen dat niet gemotiveerd wordt weersproken, aangenomen dat het waar is.
Bovendien heeft C gekozen voor een ernstige vorm van eigenrichting: “Ook al zou C mogen menen dat B door drugsgebruik niet naar behoren zou functioneren en kongsi’s zou hebben met de makelaardij, dan dient hij dit via de daarvoor geëigende weg, de kamer van toezicht, ter beoordeling aan de orde te stellen.” Dat, en het feit dat notaris C al eerder waarschuwingen kreeg, levert notaris C een berisping op.