Een opmerkelijke tuchtzaak in het ressort Den Haag. Jarenlang wordt klacht na klacht ingediend over een advocaat; elf in totaal. Toch tikt de raad van discipline de klager op de vingers. ‘Misbruik van het tuchtrecht’, is het oordeel.
De aantijgingen richting de advocaat worden duidelijk in een specifieke tuchtzaak, waarover de raad van discipline Den Haag vorige week uitspraak deed.
Begin 2020 ontving de Rotterdamse deken een klacht over de betreffende advocaat. Hij zou bij een zaak de klager – tevens advocaat en in dezen de wederpartij – niet gelijktijdig met de rechtbank hebben geïnformeerd over een uitstelverzoek. Bovendien zou hij daarover hebben gelogen, waardoor de klager pas werd geïnformeerd op de dag van de oorspronkelijke zitting.
Ook zou de advocaat de klager betichten van onwaarheden en valsheid in geschrifte, en om deze klachten kracht bij te zetten verwijzen naar vroegere tuchtrechtelijke veroordelingen van de klager. Deze ‘laster en opruiing’ baseert de advocaat op eigen ervaringen, en niet namens zijn cliënt – aldus de klager.
Sinds 2015
Uit een uitgebreid feitenrelaas blijkt dat de geschiedenis tussen de twee zo ver teruggaat als 2015. De partijen komen elkaar meerdere malen tegen. Zo kissebist het duo bij de financiële afhandeling van een procedure over de bevoegdheid van de rechter, en zou de klager volgens de advocaat onjuiste facturen hebben opgesteld. De twist omtrent het uitstelverzoek speelt eveneens bij deze zaak, die jaren aansleept.
Bij een andere confrontatie wil een cliënt van de advocaat middels een deurwaarder beslag leggen op achttienduizend euro. Dit bedrag hij had uitgeleend aan een stichting, die werd bijgestaan door de klager. De stichting paste bepaalde notulen echter dusdanig aan, dat het leek alsof de lening een donatie was. Frappant, daar de raad van toezicht van de organisatie bestond uit twee advocaten – waaronder de klager in kwestie.
Destijds werd de klager voor de vervalste stukken tuchtrechtelijk veroordeeld. Hetgeen de advocaat later aangrijpt in zijn relaas rondom de casus van de verkeerd opgestelde facturen. ‘Dat klager gevraagd heeft om valse (te lage) facturen op te maken, is des te meer aannemelijk omdat klager op dit moment tuchtrechtelijk voor tenminste een jaar geschorst is om zijn praktijk uit te oefenen als gevolg van vergelijkbare feiten.’
Binnen de vrijheid
In de recente uitspraak concludeert de raad inderdaad dat de advocaat de klager te laat heeft geïnformeerd over het uitstelverzoek, en de rechtbank bovendien onterecht heeft laten weten dit tijdig te hebben gedaan. De raad voegt daar nochtans aan toe dat de klager door de gang van zaken niet of nauwelijks in zijn belangen is geschaad.
In de andere aantijgingen kan de raad zich minder vinden. Zo is het legitiem dat de advocaat een eerdere tuchtrechtelijk kwestie aanhaalde om zijn standpunt te onderbouwen. De raad: ‘Het valt binnen de vrijheid die verweerder toekomt om zich namens zijn cliënt kritisch en in scherpe bewoordingen uit te laten over standpunten en gedragingen van klager. Dat dit klager onwelgevallig is, betekent niet dat het ook onnodig grievend is.’
De raad stelt bovendien vast dat de klager, om smaad aan zijn adres aan te tonen, bewijs voert dat een tuchtrechter al eerder onder de loep nam. Aangezien hierover indertijd al een uitspraak is gedaan, oordeelt de raad hier – volgens het ne bis in idem-principe – niet nogmaals over. Tevens wordt verworpen dat de advocaat op eigen titel standpunten inneemt: hij treedt op voor zijn cliënten en verwoordt louter hun stellingnames.
Misbruik van recht
Kwalijk vindt de raad dat de klager de afgelopen jaren elf keer bij de deken aan de bel heeft getrokken over het handelen van de advocaat. De meeste van de klachten werden vervolgens van tafel geveegd. Aan de aantijgingen die wel gegrond waren, werden geen maatregelen verbonden.
Op de koop toe liet de klager in het verleden aan de deken weten dat ‘wanneer verweerder ervoor kiest zich niet als advocaat terug te trekken, hij met klachten geconfronteerd zal blijven worden’. Pogingen tot bemiddelingen slaagden evenmin omdat ‘klager daaraan geen medewerking verleende’. De raad kan zich hierdoor niet aan de indruk onttrekken dat de klager het tuchtrecht inzet om het leven van de advocaat zuur te maken, ‘met als ultieme doel diens terugtrekking’.
Waarvoor het tuchtrecht niet is bedoeld, volgens de raad. In feite is het misbruik van recht, luidt het verdict. Aan de advocaat wordt bijgevolg – en wederom – geen maatregel opgelegd. De klager wordt tot slot op de vingers getikt: hij moet er rekening mee houden dat een volgende klacht tegen de advocaat niet meer in behandeling wordt genomen.