Een advocaat in het ressort Den Haag die in 2014 een volmacht van zijn demente moeder gebruikte om op haar naam een procedure te kunnen voeren in een familieruzie, is in hoger beroep een jaar geschorst (waarvan een half jaar voorwaardelijk). Het is een forse verhoging van zijn straf: de Haagse Raad van Discipline schorste hem vorig jaar nog twee weken.
De advocaat in kwestie is al langere tijd verwikkeld in een hevige familieruzie. Hij en zijn zus en haar zoon voeren diverse procedures tegen elkaar – bijna twintig stuks in totaal –, waarbij beschuldigingen over onder meer fraude en oudermishandeling over en weer vliegen.
In een van de zaken heeft de advocaat de procedure gestart op naam van zijn demente moeder, waarvoor hij een algemene volmacht laat opstellen door een bevriende notaris. Zijn moeder was op dat moment echter allang niet meer wilsbekwaam genoeg om een dergelijke volmacht af te kunnen geven. De rechter twijfelde dan ook aan de rechtsgeldigheid van de volmacht. Verder heeft de advocaat in een van de procedures tegen zijn zus een valse factuur van zijn advocaat mr. G. ter waarde van bijna 8.000 euro opgevoerd, enkel met de bedoeling haar te intimideren.
Net als de raad in eerste aanleg stelt ook het Hof van Discipline vast dat werk en privé bij deze al vaker geschorste advocaat voortdurend door elkaar lopen. Volgens het hof is er sprake van een grove schending van de kernwaarde integriteit. De bevriende mr. G. nam de behandeling van de zaak later weliswaar alsnog van hem over, maar de advocaat bemoeide zich er vervolgens nog steeds intensief mee.
‘Verweerder wist dat zijn moeder aan (gevorderde) dementie leed, maar heeft zich hierdoor niet laten weerhouden om als advocaat namens zijn moeder een procedure voor te bereiden tegen klaagster en haar zoon,’ oordeelt het hof. ‘Een advocaat dient bij psychisch kwetsbare cliënten de grootst mogelijke zorgvuldigheid te betrachten. Het tegen beter weten in gebruik maken van een volmacht van een kwetsbare demente bejaarde vrouw om op haar naam een procedure te kunnen voeren in een familievete, acht het hof zeer onzorgvuldig en laakbaar.’
Daar komt nog bij dat de hoge factuur van mr. G. voor relatief eenvoudige werkzaamheden in een andere zaak niet kan kloppen: diens urenspecificaties ‘geven geen juist beeld van de werkelijkheid’, aldus het hof. Dit is ook de verweerder aan te rekenen. Bovendien blijkt de gewraakte factuur pas vijftien maanden na de factuurdatum te zijn betaald. Het lijkt er volgens het hof sterk op dat mr. G. de urenspecificatie pas opstelde nadat de factuur onderdeel was geworden van de tuchtklacht van de zus. ‘Het is aannemelijk dat de factuur slechts diende om (in afschrikwekkende zin) gebruikt te worden in de procedure van verweerder,’ aldus het hof. Mr. G. is hiervoor overigens in hoger beroep vier maanden geschorst, waarvan twee maanden voorwaardelijk.
Op basis hiervan en vanwege een uitgebreid tuchtrechtelijk verleden vindt het Hof van Discipline de oorspronkelijke maatregel van twee weken schorsing te licht. De advocaat wordt daarom nu een jaar geschorst, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.