Het Hof van Discipline heeft eerder deze maand een lokaal deken een waarschuwing opgelegd omdat hij een klager in een klachtprocedure onjuist had geïnformeerd. In tegenstelling tot de Raad van Discipline vindt het hof echter niet dat de deken te ver is gegaan bij een bemiddelingspoging.
Zowel de klager als de deken gingen in beroep tegen deze nu vernietigde beslissing van de Raad van Discipline uit oktober vorig jaar. De deken (ressort niet nader gespecificeerd) probeerde in het najaar van 2017 te bemiddelen in een klachtprocedure. Ook al wilde de klager in deze tuchtzaak hier niets van weten, de deken bleef hier volgens hem tot op aandringen.
Tijdens de zitting bij het Hof van Discipline in maart dit jaar schetste de deken hoe hij in de correspondentie had gezien hoe betrokken advocaten hadden overlegd over een mogelijke intrekking van de klacht. In dit kader is het niet vreemd dat de deken voor een eventuele klachtbehandeling alle partijen nog eens wilde spreken voor overleg, aldus een beslissing van het Hof van Discipline van 8 mei.
De manier waarop de deken dit communiceerde, liet wel aan helderheid te wensen over. ‘Het zou beter geweest zijn als verweerder duidelijk had aangegeven wat voor hem de reden was om partijen alsnog voor een bespreking uit te nodigen,’ aldus het hof. ‘Over het doel van de bespreking zoals dat hem voor ogen stond is verweerder ook niet duidelijk geweest.’
In tegenstelling tot de Raad van Discipline vindt het hof deze ‘omissie’ echter niet zo ernstig dat er sprake is van een tuchtrechtelijk verwijt. De reden om toch nog eens aan te sturen op bemiddeling, was in dit geval begrijpelijk. ‘Met de door hem gevoerde correspondentie is het vertrouwen in de advocatuur niet geschaad.’ Ook een door de raad wel gegrond gevonden klacht over een schriftelijke opmerking van de deken – hij had geschreven dat de klager ‘er toch zelf voor heeft gekozen niet bij een bespreking aanwezig te zijn’ – verklaart het hof ongegrond; die woorden zijn niet badinerend of intimiderend.
Op het verkeerde been gezet
Wel vindt het hof dat de deken op een ander punt de mist in is gegaan. In zijn brief aan (de advocaat van) de klager had hij geschreven dat het overleggen van confraternele correspondentie alleen advocaten betreft. Hiermee heeft de deken de klager onjuist geïnformeerd en zo op het verkeerde been gesteld, stelt het hof. ‘Door het doen van een dergelijke onjuiste mededeling wordt het vertrouwen in de advocatuur beschadigd. De deken onderzoekt ingediende klachten als voorportaal van de tuchtrechter en van hem mag worden verwacht dat hij klagers in tuchtzaken correct informeert over de heersende uitleg van gedragsregels.’
Het hof vindt niet dat de deken hiermee opzettelijk gelogen heeft of over onvoldoende juridische kennis zou beschikken, zoals de klager beweerde. Wel is dit klachtonderdeel alsnog gegrond, waardoor ook het Hof van Discipline een waarschuwing oplegt aan de deken – in navolging van de raad. ‘Deze maatregel dient als een zakelijke terechtwijzing te worden gezien,’ voegt het hof hieraan toe. ‘Daaraan doet niet af dat het hof minder klachtonderdelen gegrond bevonden heeft dan de raad.’
De deken had ook bezwaar gemaakt tegen de bijkomende kostenveroordeling, maar moet deze – à 1.250 euro – van het hof gewoon betalen.