Een voormalig deken van de Limburgse Orde van Advocaten is in hoger beroep berispt omdat hij een uitvoerig dekenonderzoek startte naar een advocate op basis van slechts een vaag signaal. “Een disproportioneel optreden,” aldus het Hof van Discipline in een uitspraak van maandag.
Oud-deken Eduard Prickartz – sinds 1 januari 2018 zelf geen advocaat meer – begint in mei 2015 een onderzoek naar een advocate nadat hem naar eigen zeggen signalen hadden bereikt dat het werk in door haar aangebrachte zaken bij de Raad van State ondermaats zou zijn. Enkele maanden later kan hij zich echter niet meer goed herinneren waar die signalen toch vandaan waren gekomen. Medewerkers van de Raad van State kunnen in ieder geval niet bevestigen dat er aan de bel was getrokken bij de deken. Op dat moment zijn al wel alle beroepschriften uit 2013, 2014 en 2015 opgevraagd bij de advocate.
De deken staakt hierop het onderzoek en biedt zijn excuses aan. Daarmee is de kou uit de lucht, meent hij. Maar de advocate laat het er niet bij zitten en dient alsnog tuchtklachten tegen Prickartz in. De Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden legde hem in september 2020 een berisping op. Volgens de raad stond het ingestelde onderzoek niet in verhouding tot de ernst van dat vage ‘ontvangen signaal’.
Signaal kwam via telefoontje
In hoger beroep bij het Hof van Discipline verzet de deken zich tegen de gegrond verklaarde klachten over een te ingrijpend dekenonderzoek naar te veel dossiers uit een te lange periode. Ook verwijt de advocate hem dat zij pas laat op de hoogte werd gebracht van de zogenoemde signalen. De deken blijft er in hoger beroep bij dat hij een signaal over haar kreeg, maar pas op zitting bij het hof weet hij zeker dat dit via een telefoongesprek moet zijn gebeurd.
Uit niets blijkt volgens het hof echter dat de deken hierna heeft gecontroleerd of het signaal daadwerkelijk van de Raad van State afkomstig was. “Verweerder heeft ruim vier maanden later enig onderzoek naar de herkomst van het signaal verricht.” Volgens de hoogste tuchtrechter klemt dit des te meer omdat het signaal wel erg algemeen was (‘dat uw dienstverlening in zaken door u bij de Raad van State aangebracht niet (altijd) voldoet aan de eisen die daaraan zouden mogen worden gesteld’).
De advocate kon intussen niet anders dan instemmen met het onderzoek, onderstreept het hof; een advocaat is immers verplicht om mee te werken aan een onderzoek door de toezichthouder. De voormalig deken krijgt daarom van het hof een stapel verwijten naar zijn hoofd. Hij had zich beter bewust moeten zijn van ‘de impact van zijn handelwijze jegens klaagster en zich moeten onthouden van de lichtvaardige wijze waarop hij is omgegaan met een vermeend “signaal”. […] De crux is dat de deken een onderzoek heeft ingesteld zonder dat gebleken is van een verifieerbare reden, wat om verschillende redenen voor klaagster belastend is geweest. Het optreden van verweerder is disproportioneel omdat aan de zijde van verweerder niet te achterhalen was wat de aanleiding was om hiertoe over te gaan.”
Ondeugdelijke argumenten
Daar komt nog bij dat de voormalig deken aan de advocate ‘non-informatie’ verstrekte over het onderzoek naar haar. “Verweerder heeft met een beroep op ondeugdelijke argumenten boven de markt gehouden of er nu wel of niet iets aan te merken was op de kwaliteit van de dienstverlening door klaagster. Mede in het licht bezien dat het onderzoek op ondeugdelijk gronden is gestart, had het in ieder geval op de weg van verweerder gelegen het staken van dit onderzoek op een zorgvuldige wijze aan klaagster te berichten. Verweerder heeft aldus op verschillende momenten klaagster onheus bejegend en daarmee het vertrouwen in de advocatuur geschaad, wat hem persoonlijk tuchtrechtelijk aan te rekenen valt.”
Een oprechte vergissing is op zichzelf geen reden om een advocaat in zijn rol van deken tuchtrechtelijke verwijten te maken, stelt het hof, dat de maatregel van een berisping bekrachtigt. “Dat wordt anders wanneer een gemaakte fout plaatsvindt in het kader van dekenaal onderzoek zonder enige documentatie, waarbij geen reproduceerbare afweging is gemaakt. Dit gedrag is zelfs laakbaar wanneer verweerder vervolgens geen open kaart speelt over de inhoud van het ingestelde onderzoek en ter verdediging van dit handelen een beroep doet op ondeugdelijke argumenten.”