De Haagse Raad van Discipline heeft maandag een reeds geschrapte voormalig advocaat-stagiair twee keer 52 weken geschorst. waarvan de helft voorwaardelijk. Twee jaar geleden liep zijn stage in Amsterdam plotseling spaak; hierna liet hij twee cliënten ernstig in de kou staan.
Wat er precies is misgegaan in deze prille advocatencarrière, verklappen de twee tuchtuitspraken van de Raad van Discipline ‘s-Gravenhage van maandag 1 november niet. Wel wordt uit de feiten duidelijk dat zijn patroon bij een advocatenkantoor in Amsterdam per 1 november 2019 het patronaat beëindigt, zodat de stage per direct is opgeschort. De advocaat-stagiair schrijft zichzelf dezelfde dag nog over naar het arrondissement Den Haag, maar de Haagse deken keurt een nieuw patronaat niet goed.
Ook al is de advocaat-stagiair plotseling gestopt bij het Amsterdamse kantoor; enkele van zijn cliënten weten dit niet en doen later een beroep op hem. In twee gevallen – waar deze tuchtzaken over gaan – gaat het vreselijk mis. Er meldt zich een kwetsbare cliënt met schulden, die zijn bewindvoerder wil laten ontslaan. De cliënt benadert de advocaat-stagiair in februari 2020 om hoger beroep in te stellen tegen een afwijzing van het ontslag. De advocaat stelt nog wel een beroepsschrift op, maar stuurt dit niet naar het gerechtshof. Zijn cliënt laat hij niets meer weten, ook niet als die vraagt ‘wanneer er weer eens wat gebeurt’.
Een andere cliënt, die zijn kinderalimentatie wil laten verlagen, komt voor het eerst in contact met de advocaat-stagiair als deze nog bij het Amsterdamse kantoor werkzaam is. Het verzoekschrift tot wijziging van de alimentatie dient hij netjes in bij de rechtbank, maar de rechter behandelt het verzoek pas in mei 2020. Zowel de vader als de advocaat zijn niet aanwezig op de zitting – hoewel ze wel degelijk bericht hadden gehad –, waarna de rechter het verzoek afwijst.
Als de advocaat-stagiair op 3 juni 2020 van het tableau wordt geschrapt na de weigering van een patronaat in het Haagse arrondissement, komen deze cliënten dit niet meteen te weten. De cliënt die van zijn bewindvoerder af wil, hoort pas achteraf dat er helemaal geen hoger beroep is ingesteld bij het hof. Ook de cliënt met het alimentatieverzoek wordt pas later ingelicht. Hij stelt de advocaat-stagiair aansprakelijk, maar die wijst alle aansprakelijkheid af.
Beroepsfout
Tegenover de Haagse Raad van Discipline komt de oud-stagiair in zijn verweer niet veel verder dan dat de raad niet bevoegd is om over de klachten te oordelen. Had de Haagse deken immers zijn patronaat niet afgewezen? Een argument dat de tuchtrechter subiet naar de prullenmand verwijst. De raad constateert dat de stage van de advocaat van rechtswege was opgeschort toen de cliënten zich in 2020 bij hem meldden. ‘Gedurende de periode van opschorting van de stage is het de stagiaire niet toegestaan de advocatenpraktijk uit te oefenen,’ aldus de uitspraken van de raad. ‘De stagiaire in kwestie is in dat geval gehouden zelf voor een waarnemer zorg te dragen.’
En dat had deze advocaat in beide gevallen niet gedaan; hij had zijn cliënten niet verteld dat hij de zaken niet mocht aannemen en had zelfs niet geadviseerd om een andere advocaat te zoeken. Pas dagen na zijn schrapping van het tableau biechtte hij op dat hij niet meer voor hen kon optreden.
Dat hij in een van de zaken heeft nagelaten om hoger beroep in te stellen, geldt als een beroepsfout, stelt de Haagse raad. ‘In plaats van zijn fout te erkennen houdt hij vol dat niet hij maar anderen verantwoordelijk zijn voor de gang van zaken. Een dergelijke opstelling getuigt ervan dat verweerder geen enkel inzicht heeft – of toont – in het laakbare karakter van zijn handelen.’ Het verzoekschrift uit de andere zaak is bovendien kwalitatief ondermaats, vindt de raad.
In de steek gelaten
Beide klachten zijn grotendeels gegrond; met zijn handelen heeft de voormalig advocaat-stagiair zijn cliënten ernstig in de steek gelaten, doorlopend en structureel onzorgvuldig gehandeld en de kernwaarden deskundigheid en integriteit geschonden. Dat hij geen inzicht toont in zijn gemaakte fouten, baart de raad zorgen. Daarom krijgt hij, ondanks zijn schrapping van het tableau, twee keer een schorsing van 52 weken opgelegd, waarvan steeds de helft voorwaardelijk.
Dit geldt als een ‘stevige stok achter de deur die hem zal behoeden voor het maken van fouten als in deze zaken’, mocht hij ooit weer worden toegelaten tot het advocatentableau. Als dit ooit gebeurt, dan gaan kortom eerst de 52 weken onvoorwaardelijke schorsing in, met een proeftijd van twee jaar.