Het Hof van Discipline heeft maandag een Gelderse advocaat in totaal 48 weken geschorst vanwege excessieve rekeningen aan zijn cliënten, een laaggeletterde vader en diens zoon. Die werden verrast door de eindfacturen van 537.000 euro (voor een strafzaak) en ruim twee ton (voor een erfkwestie).
De Gelderse advocaat staat al sinds het vorige decennium zowel de vader als diens zoon bijin verschillende kwesties. De vader werd in 2007 vervolgd voor brandstichting en kreeg uiteindelijk zeven jaar gevangenisstraf. De zoon adviseerde hij onder meer rond de erfenis van zijn overleden moeder; zijn vader had zijn nalatenschap verworpen toen hij nog minderjarig was. In 2017 en 2018 verdedigt de advocaat hem bij zijn vervolging voor een drugsdelict.
De advocaat beschouwt zich weliswaar als een vriend van de familie, maar er kan in hun zaken geen vriendenprijsje vanaf. Beide mannen komen in aanmerking voor gefinancierde rechtsbijstand, maar daar wil hun raadsman niet aan. Met de vader spreekt hij een uurtarief van 345 euro af, en met de zoon 275 euro, beide exclusief 5% kantoorkosten en btw. Tegenover de vader suggereert dat de advocaat dat ‘de Staat toch wel zal betalen.’ Ook wordt besproken hoe de advocaat pas aan het slot van de zaak een einddeclaratie zal sturen.
Misbruik gemaakt van de omstandigheden
Beide mannen schrikken zich een ongeluk van de eindafrekeningen, die zij om onduidelijke redenen pas enkele jaren geleden voor het eerst onder ogen kregen. De factuur voor de vader bedraagt ruim 537.000 euro, voor werkzaamheden in de periode 2007-2011. De zoon zou ruim 207.000 euro moeten betalen voor de diensten van de advocaat, na verrekening met een voorschot. Ze voelen zich belazerd en weigeren de rekeningen te betalen.
Bij de rechtbank vangt de advocaat in augustus 2020 bot: zijn vordering tot betaling wordt afgewezen, waarbij de rechter bovendien oordeelt dat de advocaat ‘misbruik heeft gemaakt van de omstandigheden’ waarin zijn cliënten zich bevonden. ‘Daarbij was de advocaat in dit geval op de hoogte van het analfabetisme van [de vader] en wist hij dat diens inkomen enkel bestond uit een uitkering […]. De advocaat werd beschouwd als een vertrouwenspersoon en als een goede vriend van de familie.’
Terwijl het hoger beroep in deze zaak nog moet dienen, heeft het Hof van Discipline maandag geoordeeld over de klachten van zowel vader als zoon en over een dekenbezwaar van de Gelderse deken Bomers. De advocaat wierp tegenover het hof onder meer nog tegen dat de vader niet zo laag is geschoold als hij suggereert, waardoor hij de prijsafspraken prima begrepen moet hebben.
Op het verkeerde been gezet
De hoogste tuchtrechter verwerpt dit verweer, al oordeelt hij inzake de klachten van de vader niet onomwonden dat hier sprake is van excessief declareren. Wel is de advocaat ernstig tekort geschoten in zijn informatievoorziening aan en het vastleggen van financiële afspraken met de vader. Het uurtarief van 345 euro was op zich geformuleerd, maar ‘verweerder heeft op geen enkele wijze inzicht gegeven in de te verwachten proceskansen en risico’s, de duur van de procedure en de te verwachten kosten voor klager’, aldus het hof. Bovendien is de cliënt op het verkeerde been gezet met de mededeling dat ‘de Staat wel zal betalen’.
Ook de declaratie van ruim twee ton voor de zoon – die naar eigen zeggen perplex stond van het bedrag en niets wist over een mogelijke toevoeging – is nauwelijks gespecificeerd. Behalve dan dat de advocaat ‘twaalf jaar lang en 52 weken per jaar minstens drie uren per week’ aan de erfeniskwestie zou hebben gewerkt. ‘Dit kan in de verste verte niet worden beschouwd als een deugdelijke specificatie,’ oordeelt het hof. ‘Dit klemt temeer nu het gaat om een zeer hoog bedrag en nu is komen vast te staan dat de inhoudelijke werkzaamheden in de erfeniszaak feitelijk door een andere advocaat zijn verricht, die daarvoor afzonderlijk is betaald.’ Zodoende is er in dit geval wel duidelijk sprake van excessief declareren; het klachtonderdeel hierover verklaart het hof gegrond.
De deken had in zijn dekenbezwaren verzocht om de advocaat van het tableau te schrappen, maar evenals de Raad van Discipline in maart dit jaar vindt het hof dit een te zware maatregel, gelet op het ‘relatief beperkte tuchtrechtelijke verleden’ van de advocaat. Wel legt het hof aan de advocaat per klachtzaak en dekenbezwaar 12 weken schorsing op, oftewel 48 weken schorsing in totaal.