‘Ga dit godverdomme regelen’, ‘lapzwans’ en ‘slappe hap’: hij opereert niet bepaald diplomatiek, de Haarlemse advocaat die op 12 november een waarschuwing kreeg van de Raad van Discipline in Amsterdam. Medewerkers van de Raad voor Rechtsbijstand, het Juridisch Loket, medewerkers van het kabinet RC en ook medewerkers en de deken van de Orde van Advocaten moeten het ontgelden.
De advocaat maakt zich onder andere kwaad over het gebrek aan verwijzingen voor slachtofferzaken van het Juridisch Loket en Slachtofferhulp Nederland, de digitale communicatie met de rechtbank (‘Hij geeft aan dat hij sowieso geen links opent en ook niet voornemens is dat te gaan doen’) en de bejegening door ketenpartners. De advocaat laat mensen niet uitpraten, gooit de hoorn op de haak als het gesprek een wending neemt die hem niet bevalt en ‘stuurt snel en sterk aan op een conflict’, aldus de deken in zijn klacht.
Volgens de advocaat is dat onzin. Hij is fel, maar niet onredelijk. Hij erkent dat hij vloekte in de communicatie met de Raad voor Rechtsbijstand, maar dat was toen hij er achter kwam dat hij al vier maanden verkeerd stond ingeschreven waardoor hij geen verwijzingen kreeg. ‘In die context is dat een vrij normale reactie’, aldus de advocaat.
De Raad van Discipline is dat niet met hem eens. ‘In de omschreven gesprekken, zowel met een medewerker van de Raad voor Rechtsbijstand als met medewerkers van de rechtbank als met medewerkers van de deken, heeft verweerder zich meermaals geagiteerd, dwingend, onredelijk en onnodig escalerend opgesteld. (…) De toonzetting van verweerder is immers – ook indien deze in de context wordt geplaatst – onnodig laatdunkend, gebiedend, niet-zakelijk en te grof.’
Een klacht over het ‘gebrek aan eerbied voor de rechterlijke autoriteiten’ wordt door de Raad van Discipline verworpen. De hoorn op de haak smijten en demonstratief een handtekening doorkrassen op een piketformulier is weliswaar ‘onnodig escalerend en weinig professioneel’, maar dat brengt niet ‘zonder meer met zich mee dat ook sprake is van van een uiting van een gebrek aan eerbied voor de rechterlijke autoriteiten,’ aldus de Raad.
De klacht dat de advocaat over te weinig digitale kennis beschikt, wordt gegrond bevonden. ‘Een advocaat die strafzaken doet, dient echter zonder meer te beschikken over voldoende kennis en vaardigheden om een (voorgeleidings)dossier digitaal te ontvangen en te openen. Uit het gedrag van verweerder (…) en de uitlating van verweerder ter zitting van de raad blijkt dat verweerder niet over deze kennis en vaardigheden beschikt.’
De deken had nog gevraagd om een coachingstraject voor de advocaat, maar dat acht de Raad ‘niet opportuun’. De Raad is van oordeel ‘dat verweerder nog een kans verdient om zelfstandig zijn houding en wijze van bejegening tegenover ketenpartners aan te passen’.