Een betrokkene bij een verkeersongeval krijgt van haar verzekeraar een schadevergoeding uitgekeerd van ruim 26.000 euro, maar dan stromen de rekeningen van de advocaat binnen. Bij elkaar opgeteld wil hij een totaalbedrag van ruim 33.000 euro, oftewel 125% van de opbrengst.
De advocaat komt op dat bedrag door een combinatie van een ongelimiteerde urenvergoeding én een resultaatgerelateerde beloning. Die laatste vergoeding is in letselschadezaken pas sinds 2014 onder strikte voorwaarden toegestaan, terwijl de advocaat in deze zaak de honoreringsafspraak al maakte in 2012.
De advocaat krijgt van de Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden een voorwaardelijke schorsing van dertien weken opgelegd. Volgens de raad heeft de advocaat ‘op de zitting geen blijk heeft gegeven van inzicht in het verwijtbare van zijn handelen en heeft hij volhard in zijn stelling dat hij steeds correct heeft gehandeld en dat hij alle kosten op klaagster kan verhalen’. Het is de raad duidelijk geworden dat verweerder ‘op onjuiste wijze praktijk heeft gevoerd’.
Volgens de Raad van Discipline staan de aanspraken van de advocaat in geen verhouding tot het belang van de zaak. ‘Dit is circa 125% van de schadevergoeding van € 26.250,-. Zelfs als de buitengerechtelijke kosten die door de verzekeraar zijn betaald (€ 12.826,-) en het bedrag van de tweede factuur van 28 december 2015 (€ 4.905,56) buiten beschouwing worden gelaten, heeft verweerder bij klaagster ruim 75 % van het behaalde resultaat in rekening gebracht. De raad oordeelt dat deze wijze van declareren excessief is.’