Een voormalig advocaat die in dienst van het Amsterdamse Fort Advocaten meermaals honoraria op zijn privérekening liet storten, is ook in hoger beroep van het tableau geschrapt. Dit blijkt uit een pas vandaag gepubliceerde uitspraak van 3 juni op tuchtrecht.nl. Ook vervalste hij een bankafschrift om het accountantsonderzoek naar zijn handelen te dwarsbomen.
Fort Advocaten kreeg vorig jaar vermoedens van onregelmatigheden in de declaraties van de advocaat-medewerker. Een accountantskantoor kreeg hierop de opdracht om nader onderzoek te doen naar zijn werkzaamheden.
Al snel kwam boven water dat de advocaat diverse keren aan cliënten, een rechtsbijstandsverzekeraar en de Raad van Arbitrage had gevraagd om bedragen over te maken naar zijn privérekening. Hij voerde in dossiers zonder enig overleg afboekingen van uren en zogenaamde kortingen door. Op de declaratie aan de verzekeraar had hij het rekeningnummer van het kantoor vervangen door zijn eigen rekeningnummer.
Bovendien bleek later nog dat hij lopende het accountantsonderzoek bankafschriften had vervalst in een poging een rookgordijn op te trekken, en dat hij nog geld dat het kantoor toekwam op zijn rekening had staan. Fort Advocaten ontsloeg hem op staande voet. Hoeveel geld de advocaat zich had toegeëigend, wordt niet duidelijk uit de tuchtrechtelijke beslissing.
De Raad van Discipline Amsterdam schrapte de advocaat in december vorig jaar van het tableau als gevolg van een dekenbezwaar, ook al had hij de bedragen inmiddels terugbetaald en had hij zichzelf in augustus laten uitschrijven als advocaat. Inmiddels is hij een klein jaar werkzaam als bedrijfsjurist.
In hoger beroep maakte hij vooral bezwaar tegen de strafmaat: hij was naar eigen zeggen ‘een korte periode ontspoord’ als gevolg van hoge werkdruk en privéproblemen, waardoor hij tegen een burn-out aanzat en niet meer helder kon denken. In eerste instantie bood een cliënt uit zijn vriendenkring aan om een procedure te voeren tegen betaling aan de advocaat in privé, waarna meer van zulke zaken volgden.
Het Hof van Discipline wil echter niets weten van ‘een korte periode’: de betalingen vonden plaats in de periode juli 2017 tot en met april 2018, waarna de advocaat eind juni 2018 nog eens een bankafschrift bewerkte. ‘Deze situatie heeft uiteindelijk bijna een jaar geduurd,’ stelt het hof. ‘Met al deze handelingen was slechts zijn eigen belang gediend. […] Zelfs nadat verweerder door zijn kantoor op staande voet was ontslagen en reeds met de deken een gesprek over zijn handelen had gevoerd, is hij nog een keer de fout in gegaan door het bankafschrift te bewerken.’
Het hof zegt er ‘oog voor te hebben’ dat de advocaat hulp heeft gezocht, het advocatenkantoor schadeloos heeft gesteld en dat de kans op herhaling klein zal zijn. ‘Dat neemt echter niet weg dat het hof het oordeel van de raad omtrent de op te leggen maatregel deelt. Verweerder wordt een samenstel van handelingen verweten, gedurende een periode van bijna een jaar, waarmee ernstige inbreuken zijn gemaakt op de (financiële) integriteit.’