Een advocaat verdedigt zich al jaren tegen klachten van een voormalig vakgenoot. Dit omwille van haar optreden als deken in het verleden. Meermaals wordt ze in het gelijk gesteld, waardoor de klaagzang als ‘misbruik van het tuchtrecht’ wordt gezien.
De zaak kent zijn start in 2009, wanneer een bezwaar wordt ingediend tegen de latere veelklager door de toenmalige deken. Als de advocaat – waartegen de latere klachten zijn gericht – in 2010 het stokje van haar voorganger overneemt, zet zij het dekenbezwaar voort.
Onjuiste info
Uiteindelijk leidt dit bezwaar tot een schorsing van een jaar voor de advocaat die zich later veelvuldig beklaagt. Twee jaar later wordt deze beslissing bekrachtigd door het Hof van Discipline, en laat de raadsvrouw zich op eigen verzoek schrappen van het tableau.
In 2018 dient de geschrapte advocaat een klacht in tegen haar vakgenote en toentertijd deken. Laatstgenoemde zou in de tuchtrechtprocedure in 2012 onjuiste informatie hebben verstrekt aan het hof, en twee jaar later – tijdens een verwante civiele procedure – tevens verkeerd hebben geïnformeerd.
Moeilijk leesbare brieven
De voorzitter van de Haagse raad van discipline verklaart de klacht in 2019 vervolgens niet-ontvankelijk en ongegrond. De klagende ex-advocaat dient twee jaar later opnieuw een klacht in, maar deze wordt wederom niet vatbaar voor berechting geacht.
Hiertegen slaagt echter verzet, waardoor in 2022 het beklag opnieuw inhoudelijk wordt behandeld. Uit de ‘uitvoerige en moeilijk leesbare brieven’ van de frequente klager maakt de raad op dat moment op dat zij zich wederom beklaagt over ‘aperte onjuistheden’ die de toenmalig deken zou hebben gepresenteerd.
Hoewel het voor de raad duidelijk is dat de klaagster zich niet kan vinden in de standpunten van de oud-deken, is van moedwillig bedrog geen sprake, zo luidt het verdict. Deze beslissing uit 2022 wordt na hoger beroep een jaar later, in oktober, bekrachtigd.
Wéér een klacht
Tussentijds wordt in april 2023 wéér een klacht tegen de destijds dienstdoende deken als niet-ontvankelijk betiteld. Ditmaal is de klacht door de veelklager ingediend bij de deken in Zeeland-West-Brabant.
De raad van discipline concludeert dan dat de verweten gedragingen ‘in essentie’ hetzelfde zijn als waarover de klaagster eerder haar beklag had gedaan. De raad stoelt deze conclusie op de uitspraak van een jaar ervoor. Daar deze beslissing pas eind 2023 werd bekrachtigd, had de voorzitter zich in april nog niet hierop mogen baseren. De Bossche raad van discipline heeft zich daarom deze maand nogmaals inhoudelijk gebogen over de zaak.
Ne bis in idem
De raad in Den Bosch verwijst bij het laatste oordeel naar het ‘in het tuchtrecht geldende ne bis in idem-beginsel’. Op grond daarvan kan niet opnieuw worden geklaagd over het gedrag van een advocaat, waarover de tuchtrechter reeds heeft geoordeeld.
Hoewel de veelklagende advocaat meent dat geen sprake is van dit principe, ziet de tuchtrechter dat anders. De laatste klacht is volgens de raad van gelijke aard (‘betrekking op de inhoud van het verweer van verweerster tegen de klacht’) als het beklag waarover na hoger beroep al is beslist. De klager blijft dus ‘bij herhaling’ klachten indienen over ‘hetzelfde feitencomplex’. Dit terwijl de oud-deken er al lang en breed vanuit had mogen gaan dat de tuchtzaak was afgehandeld.
Volgens de tuchtrechter heeft de veelklager in geen enkele procedure kunnen aantonen dat de voormalig deken ‘bewust onjuist heeft geïnformeerd en misleid’. Dat ze de kwestie toch blijft voorleggen, duidt op misbruik van het tuchtrecht. Mogelijk wordt daarom een volgende klacht niet in behandeling genomen.
In november en vorig jaar publiceerde Advocatie ook over uitspraken rondom veelklagers. Deze vindt u hier en hier.