Een notaris is drie maanden geschorst omdat hij zat te sjoemelen met een bankgarantie. Tevens probeerde hij in een civiele procedure daarover aan de gevolgen van zijn tekortschieten te ontkomen door de maatschapsovereenkomst met zijn kantoor per 2009 te wijzigen met terugwerkende kracht vanaf 2003. Op grond van die wijziging, pas ingeschreven na het uitbrengen van de dagvaarding in de civiele procedure, zou de klager een niet meer bestaande maatschap hebben gedagvaard.
Ten aanzien van die tweede klacht overweegt de Kamer voor het notariaat in Den Bosch dat de notaris door zijn handelwijze het vertrouwen in het notariaat in ernstige mate heeft beschaamd. ‘Vast staat immers dat klaagster de maatschap en de notarissen heeft gedagvaard overeenkomstig de wijze waarop zij op dat moment stonden geregistreerd in het handelsregister. Naar het oordeel van de kamer gaat het niet aan dat een notaris, die bij uitstek op de hoogte wordt geacht van de regelgeving op het gebied van dergelijke inschrijvingen en het belang daarvan voor het rechtsverkeer, (tegen beter weten in) een dergelijk verweer opwerpt.’
Het gesjoemel met de bankgarantie bestond er uit dat de notaris beweerde dat die garantie was afgegeven, terwijl dat in werkelijkheid volgens klager niet zo was. De notaris zou daarover hebben gelogen, en hij kan ook geen brief overleggen waaruit blijkt dat de klager van de ontvangst van de bankgarantie op de hoogte is gesteld. Wel komt er na vier jaar een brief van een notarisklerk te voorschijn, waarin wordt beweerd dat de bankgarantie er wel degelijk was, maar dat de akte van levering niet op tijd was gepasseerd.
De kamer acht de brief van de klerk ongeloofwaardig, mede omdat die pas vier jaar later opduikt. Bovendien bevat de brief geen dan wel weinig concrete informatie omtrent bijvoorbeeld de datum van afgifte van de bankgarantie of de datum (dan wel het jaar) van retournering daarvan, aldus de kamer. ‘Bij gebrek aan justificatoire bescheiden die de juistheid van de verklaring van de notarisklerk kunnen bevestigen, kan deze brief naar het oordeel van de kamer dan ook niet bijdragen aan het verlangde bewijs.’
Ten aanzien van de maatregel overweegt de kamer dat de notaris de afgelopen jaren vaker voor de tuchtrechter heeft gestaan. Aan hem werd vijf maal eerder een tuchtmaatregel opgelegd, waaronder meest recent een schorsing van twee weken. Mede om die reden is een schorsing van drie maanden nu aangewezen, aldus de raad.