Een advocaat in het ressort Den Haag is twee weken geschorst voor het opstellen van valse facturen. Die werden opgesteld ‘met geen andere reden dan het benadelen of intimideren van klaagster en haar gezin,’ aldus de Raad van Discipline ’s-Gravenhage in een uitspraak van 18 juni. Deze klaagster is verwikkeld in een hevig conflict met haar broer, ook een advocaat.
De verweerder in deze tuchtzaak treedt geregeld op namens een Haagse advocaat die hevig in de clinch ligt met zijn zus en haar gezin. Hij heeft tot nog toe liefst negentien procedures tegen zijn zus en haar kinderen aangespannen. Veel stukken bereidt hij zelf voor, maar hij stelt geregeld de nu geschorste verweerder als gemachtigde aan.
Op de dag voor een kort geding tegen de zus – om rectificatie van beschuldigingen van ‘oudermishandeling’ en fraude met PBG-gelden – stelt de verweerder zich in de namiddag als de advocaat van de broer. Ze vorderen ook betaling van de proceskosten à bijna 7,800 euro, waarbij een factuur met urenspecificatie inzake het kort geding aan de rechter wordt overhandig. De advocaat heeft 18,8 gewerkte uren genoteerd, waarvan 11,8 uur op de dag voor de procedure. De vordering wordt deels toegewezen, zodat de zus in wezen de advocatendeclaratie (deels) betaalt.
In een andere zaak laat de zus na een misverstand over betaling van proceskosten executoriaal beslag leggen op de zakelijke rekeningen van haar broer. Die zegt hierdoor schade op te lopen en schakelt de advocaat in voor een procedure tegen het gelegde beslag. Opnieuw vordert de broer ook de proceskosten terug – en met succes -, waarbij de advocatenrekening dit keer 2205 euro bedraagt. In de specificatie staat onder meer dat er 111 minuten zijn besteed aan een voorbespreking.
Die facturen kunnen niet kloppen, concludeert de Haagse Raad van Discipline naar aanleiding van een klacht van de zus en een dekenbezwaar wegens excessief declareren. Als de advocaat de dag voor het kort geding rond vier uur ’s middags aan de zaak begonnen is, dan is het volgens de raad ‘onmogelijk’ dat hij diezelfde dag 11,8 uur aan de zaak heeft besteed. De raad vindt het onwaarschijnlijk dat hij tot diep in de nacht heeft doorgewerkt, aangezien de broer grotendeels zelf het geding had voorbereid en zelfs een pleitnota had opgesteld.
Het betrof bovendien een vrij eenvoudige zaak, oordeelt de raad. ‘Het is ongeloofwaardig dat verweerder ongeveer anderhalve werkdag heeft besteed aan het voorbereiden van de zitting, waarbij hij maar liefst 195 minuten, ofwel 3,25 uren, heeft besteed aan (telefonisch) overleg met de broer van J en daarnaast 330 minuten, ofwel 5,5 uren, aan het bestuderen van stukken en het voorbereiden van de zitting’. Ook opmerkelijk: het werk dat de advocaat wél zelf had gedaan, stond dan weer niet in de urenspecificatie.
Eenzelfde soort vlieger gaat op voor de tweede factuur: het is volgens de raad even onwaarschijnlijk dat de advocaat bijna twee uur met de broer heeft gesproken – zelfs inclusief reistijd – voor de voorbereiding van een vrij eenvoudige beslagzaak. De facturen zijn opgesteld met als primair doel de zus van zijn cliënt te benadelen of te intimideren, aldus de tuchtrechter. En bovendien: ‘als de factuur wel een getrouw beeld geeft van de door verweerder besteedde tijd, geldt dat de kosten onnodig zijn gemaakt’.
Naast de schorsing van twee weken legt de Raad van Discipline aan de advocaat een kostenveroordeling van 1.250 euro op.
Klik hier voor de uitspraak op het dekenbezwaar