“De orde is in mijn ogen een kostenverslindend clubje eigenpijpers dat, behoudens een enkele goede secretaresse, z’n bureau niet op orde heeft.” Aldus een mailtje van een boze advocaat na een stukgelopen dekenbemiddeling met zijn voormalige compagnon. Daarmee ging hij te ver, aldus de tuchtrechter.
De frustratie van de advocaat is wel enigszins verklaarbaar: hij kampt met depressieve klachten en zijn samenwerkingsverband met zijn collega-advocaat mr. M. komt rond 1 januari 2019 op een vervelende manier ten einde. Zijn (voormalige) compagnon gaat onder een andere naam verder en blijkt alle elektronische cliëntendossiers en projecten mee te hebben genomen naar diens nieuwe kantoor.
De advocaat weigert vervolgens mee te werken aan een financiële afwikkeling met mr. M., maar gaat binnen zijn kantoor met een nieuwe partner aan de slag. De vertrokken advocaat vraagt hierop om bemiddeling door de deken: hij vreest dat de praktijkvoering en de belangen van cliënten hierdoor in gevaar komen.
Tijdens het gesprek ontstaat een gespannen sfeer: na 25 minuten verlaat de verweerder in deze tuchtzaak ‘geagiteerd’ het bureau van de Orde. Van een minnelijke regeling komt het niet meer. Integendeel: mr. M. dient klachten in tegen zijn voormalige collega, die hier pas na meerdere herinneringen door de deken op reageert.
De advocaat kan het vervolgens in verschillende mails niet laten flink te sneren richting de stafjurist van het Ordebureau. “Dank voor je begrip, postbode! Mijn verweer is één op één hetzelfde als dat van mijn collega en partner…. Tevreden?” aldus een van zijn mailtjes. En in een ander bericht: “Van mij ook geen gevoelens van enige achting voor jou en je orde. […] Nee, de orde is in mijn ogen een kostenverslindend clubje eigenpijpers dat, behoudens een enkele goede secretaresse, z’n bureau niet op orde heeft. Jouw non-descripte rol en functioneren lijken me daarvan nog het meest te getuigen.”
De scheldwoorden en ‘kleinerende uitlatingen’ komen hem op een dekenbezwaar te staan, dat de Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden onlangs deels gegrond heeft verklaard. Dat de advocaat niet langer wilde meewerken aan een bemiddeling, kan hem tuchtrechtelijk niet kwalijk worden genomen; deelname aan zo’n traject gebeurt geheel vrijwillig.
Dat ligt anders voor de beledigende uitlatingen, volgens de advocaat is hij ‘uitgevallen’ als gevolg van zijn depressiviteit. “Dat was niet sjiek,” geeft hij toe tegenover de tuchtraad, die hem een waarschuwing oplegt. “Verweerder heeft op ontoelaatbare wijze ‘op de man gespeeld’, bewoordingen gebruikt die geen enkel redelijk doel dienden […] en zich jegens de deken onnodig grievend uitgelaten.”