Een advocaat en haar voormalige advocaat-stagiair stonden onlangs voor de tuchtrechter, nadat het kantoor van de advocaat de advocaat-stagiair ten onrechte had gevraagd de opleidingskosten terug te betalen. Het wordt de advocaat zwaar aangerekend en ze krijgt, óók van het hof, een schorsing.
De advocaat-stagiair kwam in juni 2019 bij het kantoor in dienst. Het verzoek tot goedkeuring van de stage en het patronaat wordt diezelfde maand naar de raad van de orde van advocaten gestuurd. Goedkeuring laat echter nog even op zich wachten, aangezien volgens de raad van de orde een bepaling in de overeenkomst niet voldeed aan de beleidsregels.
Als reactie hierop heeft het kantoor op 27 juni een nieuwe arbeidsovereenkomst gesloten met de advocaat-stagiair, waarin de betreffende bepaling werd aangepast. Ook wordt er dan een addendum bij de arbeidsovereenkomst gesloten; hierin wordt wat betreft de terugbetalingsverplichting van de opleidingskosten – opnieuw – afgeweken van de beleidsregels. Het addendum wordt vervolgens niet naar het bureau van de orde gestuurd ter controle.
Opleidingskosten terugbetalen
Wanneer de advocaat-stagiair in september 2022 haar dienstverband bij het advocatenkantoor opzegt, beroeps de advocaat zich op het addendum en vraagt om terugbetaling van de opleidingskosten; in totaal 7.500 euro.
De advocaat-stagiair vraagt de deken om advies, die bij het advocatenkantoor aangeeft een klacht in te zullen dienen. Niet veel later betaalt het kantoor het bedrag van 7.500 euro terug aan de advocaat-stagiair. Er blijken overigens nog twee advocaat-stagiairs bij het kantoor te hebben gewerkt waarmee niet-geldige afspraken gemaakt zijn over het terugbetalen van de opleidingskosten.
De advocaat heeft bij de raad van discipline erkend dat het addendum niet in lijn met het beleid was. Ter verklaring stelt ze dat het addendum onder grote tijdsdruk tot stand kwam, en dat het opsturen naar de raad van de orde om diezelfde reden erbij ingeschoten was. De raad en het hof betogen echter dat dit zich ‘moeilijk laat rijmen’ met het feit dat zij drie jaar later nog een beroep op het addendum deed en vroeg om terugbetaling van de opleidingskosten.
‘Onredelijk bezwarend’
Van de raad kreeg de advocaat voor dit alles eerder al een deels voorwaardelijke schorsing van vier weken. Ze stapt nu naar het hof, omdat deze advocaat-stagiair volgens de advocaat de eerste advocaat-stagiair in dienst van het kantoor voor wie een terugbetalingsregeling niet meer toegestaan was. Het beleid was volgens haar kort voor de indiensttreding gewijzigd. De afwijkende afspraken waren volgens haar onder andere gemaakt door de hoge opleidingskosten, vergelijkbare afspraken met andere medewerkers en het feit dat de advocaat-stagiaire een hoger salaris wenste dan in de beleidsregels werd voorgeschreven.
De advocaat-stagiair en het kantoor zijn bovendien goed uit elkaar gegaan; de kwestie was volgens haar ‘naar tevredenheid van beide partijen opgelost’ door het betaalde bedrag terug te betalen. Ze stelt bovendien veel te hebben geleerd van haar fout; zo zijn er maatregelen binnen het kantoor getroffen waardoor documenten nu dubbel gecontroleerd worden. De schorsing ziet ze dan ook als ‘onredelijk bezwarend’.
Integer handelen voorop
Ze krijgt het Haagse Hof van Discipline niet mee in haar betoog. Volgens het hof ‘lijdt het geen twijfel’ dat zij zich bewust is geweest van het feit dat het addendum nooit getekend had mogen worden. Door het addendum toe te voegen was de arbeidsovereenkomst immers vrijwel weer gelijk aan de op dat moment net afgekeurde overeenkomst. Juist in drukke of hectische periodes moet een advocaat volgens de raad integer handelen voorop stellen, volgens het hof al helemaal wanneer het handelen plaatsvindt in de relatie patroon-advocaat-stagiair. De schorsing blijft dan ook staan.
Lees hier de volledige uitspraak