Een vrouw kreeg, in een deze week gepubliceerde uitspraak, haar gelijk van de Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden. Dit nadat een advocaat een uittreksel van haar persoonsgegevens had opgevraagd voor zijn verweer. Bovendien noemde hij haar ‘een trieste persoonlijkheid’ en haar kind buitenechtelijk.
Het begint op moddergooien te lijken. Nadat haar klachten tweemaal ongegrond verklaard werden, probeerde een vrouw het vorige week opnieuw bij de Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden. Ze had al eerder een tuchtrechtelijke procedure tegen de advocaat, die haar broer had bijgestaan in een procedure omtrent een huurgeschil, aangespannen. Nu krijgt ze – eindelijk – haar gelijk van de tuchtrechter.
De advocaat was van mening dat het opvragen bij de gemeente van haar naam-, geboorte-, adres-, en huwelijksgegevens van gewichtig maatschappelijk belang was. Bovendien waren de gegevens volgens hem nodig voor de waarheidsvinding, en stond het hem vrij deze op te vragen. Hij hoopte met de gegevens te kunnen bewijzen dat het kind van de vrouw buitenechtelijk was.
Grievende uitspraken
Ook deed hij uitspraken over de vrouw die door haar als grievend werden ervaren: ‘[Klaagster] is een trieste persoonlijkheid, die nog steeds het vijftal procedures die zij tegen mij, als advocaat van haar broer, glansrijk en tegen erg veel kosten heeft verloren, culminerend in een ontruiming van de door haar van haar broer gehuurde bedrijfsruimte, niet kan verkroppen. Het feit dat ik blootgelegd heb, en bewezen heb, dat haar eerste kind een buitenechtelijk kind is, zal haar bloeddruk ook geen goed doen. Het zij zo.’
De advocaat stelt in zijn verweer dat zijn persoonlijke oordeel, namelijk dat de vrouw een ‘trieste persoonlijkheid is’, niet per se als onnodig grievend opgevat hoeft te worden. In zijn ogen doet hij met zijn woorden op een nette manier recht aan de manier waarop zij hem al jaren belaagt. Wel biedt hij zijn excuses aan, indien ze niet gelukkig was met zijn woordkeuze.
De vraag aan de tuchtrechter was allereerst of het het de advocaat vrijstond om de naam-, geboorte-, adres-, en huwelijksgegevens van de vrouw op te vragen? De raad is van mening dat hij dit niet had mogen doen, en dat hij misbruik maakte van zijn positie als advocaat door het uittreksel op te vragen voor zijn eigen verweer.
Zakelijkere uitspraken
In het achterhoofd houdend dat de advocaat in maart 2020 nog van de tuchtrechter te horen kreeg dat hij zijn uitspraken zakelijker moest houden, rekent de raad hem ook nu de uitspraken over de vrouw en haar kind aan.
Met de uitspraken maakte hij de kwestie te persoonlijk, aldus de raad, en bewaarde hij onvoldoende professionele afstand tussen hem en de vrouw: ‘Niet alleen waren de betreffende uitlatingen van verweerder in het kader van deze tuchtprocedure onnodig, met klaagster is de raad ook van oordeel dat ze als grievend moeten worden gekwalificeerd. Verweerder heeft daarmee immers zonder doel klaagster in haar persoon geschaad en dat kennelijk ook ondoordacht gedaan.’
Ondanks dat hij zijn excuses aanbood, laat hij zich in zijn processtukken continu meeslepen door zijn emoties, vindt de raad. Ook kwam hij niet opdagen bij de zitting. Zijn zelfreflectie bestaat, aldus de tuchtrechter, vooral uit woorden. De raad komt tot de conclusie dat een berisping dan ook passend is.