In principe is het prijzenswaardig als een advocaat tot het gaatje gaat voor zijn cliënten. Maar als het schort aan juridische kennis, de processtukken vol fouten staan en de advocaat door kennishiaten steeds kansloze procedures voert, dan grijpen zowel de deken als de Raad van Discipline in.
Het gebeurt niet vaak dat een rechter zich bij de deken beklaagt over het zwakke functioneren van een advocaat. In het geval van een advocaat die onlangs vanwege een dekenbezwaar bij de Raad van Discipline Amsterdam moest verschijnen, hadden maar liefst drie rechters aan de bel getrokken bij de Amsterdamse deken Henrichs. De klachten gingen over onvoldoende juridische kennis, juridische fouten en het niet doorzien van de gevolgen van bepaalde juridische acties.
Na een bezoek bij het eenmanskantoor schakelt deken Henrichs direct grof geschut in: voormalig Amsterdams deken Van Regteren Altena kijkt gedurende een jaar intensief mee met de advocaat. Aan diens inzet voor cliënten ligt het niet, concludeert de oud-deken eind juni 2020. Aan zijn juridische kennis en zijn wantrouwende houding tegenover de rechterlijke macht des te meer.
Zo constateert de oud-deken onder meer een onjuiste aanpak in een overzichtelijke arbeidszaak en een vijandige houding van de advocaat nadat de rechter hem op een fout had gewezen. En dan zijn er de vele ongestructureerde stukken, vol fouten, zeer uitvoerig en ‘juridisch niet altijd juist of relevant’, aldus Van Regteren Altena. ‘Wanneer de zaak verloren wordt, wordt toch vaak hoger beroep ingesteld waarbij het hoger beroep niet veel meer inhoudt dan een herhaling van hetgeen in de eerste instantie al is aangevoerd.’
Dat neemt niet weg dat de advocaat zich tot het uiterste inspant om zijn cliënten te helpen, zelfs in een geval waar er alle reden was geweest om de bijstand te staken. ‘Hij is er voor de cliënt en ‘gaat er voor’, ook in zaken die andere advocaten niet aannemen,’ noteert Van Regteren Altena. ‘Dit getuigt van grote inzet voor de cliënt, zelfs in een situatie waarin eigenlijk niet langer sprake is van juridische bijstand aan een cliënt maar meer van hulp aan een onmogelijke cliënt.’
Extreem partijdige opstelling
Zo’n extreem partijdige opstelling is op zich prijzenswaardig, maar bij deze advocaat wel zo sterk dat de kernwaarde onafhankelijkheid in gevaar komt, constateren de oud-deken en ook de Raad van Discipline. Daarbij is er veel mis met zijn deskundigheid: de dossiers wemelen van de juridische en taalkundige fouten. De advocaat mist echter zelfinzicht en stelt heel tevreden te zijn met de kwaliteit van zijn processtukken.
Deken Henrichs tekent in zijn bezwaar op dat hij de advocaat ‘niet in staat acht tot een behoorlijke praktijkuitoefening’, maar de Raad van Discipline toont zich niet ongevoelig voor de gedrevenheid en toewijding die de advocaat tentoonspreidt. Al heeft die toewijding dus wel tot gevolg dat de advocaat ‘zelfs in kansloze zaken of zaken met een zeer beperkt materieel belang procedeert’, zo ziet de raad. ‘Hij adviseert zijn cliënten daartoe over te gaan zonder een duidelijk beeld te hebben van de bewijspositie van zijn cliënten. Zijn cliënten wijst hij niet naar behoren op de proces(kosten)risico’s. Verweerder heeft een overmatige partijdigheid, waardoor hij te kort schiet in zijn bejegening naar cliënten, de rechterlijke macht en de wederpartij.’
Maatschappelijk werker
Het gebrek aan deskundigheid maakt dat hij zich meer gedraagt als een maatschappelijk werker dan als een advocaat, die bovendien alle advocatuurlijke kernwaarden schendt. ‘Zorgelijk acht de raad dat verweerder dit zelf niet lijkt in te zien,’ zo staat in de uitspraak. ‘Hij toont onvoldoende besef van wat de betamelijkheid in de advocatuur meebrengt en lijkt niet bereid tot wezenlijke verandering, ook al heeft hij verklaard dat hij bereid is mee te werken aan een vorm van begeleiding of coaching.’
Deze bereidheid en de genoemde toewijding maken dat de opgelegde schorsing van 26 weken voorwaardelijk is. Dit op één harde voorwaarde: de advocaat moet meewerken aan ondersteuning door een zogenoemde ‘pseudo-patroon’, waarmee de deken aanzienlijk intensievere begeleiding dan bijvoorbeeld coaching bedoelt. ‘Een pseudo-patroon kijkt naar de algehele praktijkvoering. Hij leest alle stukken van verweerder voordat ze worden verzonden en verweerder dient alle aanwijzingen van de pseudo-patroon op te volgen.’
De nog aan te wijzen pseudo-patroon zal maximaal een jaar zijn of haar werk doen, en rapporteren over de mate van vooruitgang. Daarna kijken zowel de deken als de tuchtrechter of de advocaat zichzelf verbeterd heeft.