De advocaat van een toeslagenaffaireslachtoffer, die reeds werd teruggefloten door de voorzieningenrechter, is geschrapt van het tableau. Hij had de schadevergoeding van tienduizenden euro’s voor zijn cliënte dusdanig verrekend met facturen, dat voor de gedupeerde nauwelijks wat overbleef.
De gedupeerde vrouw werd op toevoegingsbasis bijgestaan door de advocaat in haar procedures tegen de Belastingdienst over onterecht gevorderde kinderopvangtoeslag. Als de advocaat vervolgens een ton schadevergoeding vordert bij de Belastingdienst – ruim 54.000 euro aan onterecht teruggevorderde toeslagen, maar ook ruim 24.000 euro aan advocaatkosten -, komt de fiscus eind 2020 over de brug met een kleine 50.000 euro. Hiervan wordt bijna 40.000 euro op de derdengeldenrekening van het advocatenkantoor gestort.
De advocaat slaat aan het verrekenen, claimt een ‘afgesproken fixed price’ van 1.500 euro, ‘een bonus van 15% van hetgeen de belastingdienst uitkeert’ – zo’n 8.700 euro – en de 24.000 euro voor zijn advocatuurlijk diensten. Dit alles brengt hij in mindering op het uit te keren bedrag, volgens hem volledig in lijn met de afgesproken, maar betwiste opdrachtbevestiging. Het restant maakt hij over naar de teleurgestelde cliënte: 4.850 euro. Zij reageert gedesillusioneerd dat het schadebedrag ’toch wat aan de lage kant is’ en hoopt daar samen met haar advocaat werk van te maken. Ook geeft ze haar rekeningnummer, omdat ze met het grootste gedeelte van het bedrag schulden moet aflossen.
65% van de schadevergoeding
Later verzoekt de broer van het toeslagenaffaireslachtoffer de advocaat, die bij zijn zus – zonder toestemming – ook kosten verrekent voor een letselschadezaak op toevoeging, toch om de gehele schadevergoeding over te maken: zijn zus had immers geen machtiging tot verrekening verstrekt. Ook stelt hij de bonus en de advocatenkosten ter discussie, die volgens hem nooit ter sprake zijn gekomen omdat toevoegingen zijn verleend. ‘Dit waren niet de afspraken. Ondanks dat u telkens refereert naar het een ondertekenen van een opdrachtbevestiging, terwijl er mondelinge andere overeenkomsten gesloten zijn. Hierin zijn we overeengekomen dat ik 1.500 ex btw zou betalen. U heeft inmiddels de schadevergoeding gekregen. Nu geeft u te kennen dat ik nog kosten open heb staan van 24.000. Dit is nooit ter sprake gekomen in eerdere zaken (…). U heeft inmiddels van de uitgekeerde schadevergoeding meer dan 65% aan uzelf toegerekend,’ aldus de gemachtigde van klaagster in de tuchtuitspraak van vorige week.
De advocaat negeert het verzoek om de volledige schadevergoeding aan de vrouw uit te keren, maar daar gaat de Rotterdamse voorzieningenrechter juni dit jaar niet in mee: de advocaat en zijn kantoorgenoot worden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van een kleine 35.000 euro aan de cliënte. De advocaten hadden volgens de rechter geen enkel nader bewijs overlegd waaruit blijkt dat de cliënte zou hebben ingestemd met verrekening. Hoewel in de opdrachtbevestiging van het kantoor staat dat gelden die op de derdengeldenrekening van kantoor binnenkomen, ‘na verrekening van de openstaande facturen zullen worden voldaan’, kan niet met zekerheid worden vastgesteld of de cliënte de opdrachtbevestiging heeft getekend. Bovendien moet om zo’n instemming expliciet worden gevraagd, volgens de Verordening op de advocatuur, en moet deze schriftelijk worden vastlegd. Tevens is de bezwaartermijn van twee dagen in de opdrachtbevestiging ‘onredelijk kort’ en moet een advocaat een betaling ongedaan maken als een cliënt alsnog bezwaar maakt tegen verrekening.
In strijd met kernwaarde
Broer en zus dienen begin 2021 ook een klacht in bij de Rotterdamse deken, waarna de advocaat zichzelf op 18 februari laat schrappen van het tableau. De deken laat de advocaat en diens voormalige kantoorgenoot nog eens weten dat het kantoor geen derdengelden mag verrekenen met declaraties, zeker niet als een cliënt hiertegen bezwaar heeft. Ook vraagt hij meermaals of de ontvangen gelden van de Belastingdienst op zijn derdengeldenrekening inmiddels zijn doorgestort naar de rekening van de cliënte. Verzoeken die de advocaat negeert. De deken in een laatste poging: ‘Ik verneem graag (…) alsnog uw reactie, bij gebreke waarvan ik zeer ernstig overweeg een dekenbezwaar tegen u in te dienen’.
En zo geschiedde, daar de advocaat voet bij stuk houdt. Ook de Raad van Discipline in het ressort Den Haag koos vorige week kant voor de vrouw, ‘een uiterst kwetsbare cliënte, die als gevolg van de toeslagenaffaire aanzienlijke schade had geleden en juist bescherming behoefde’. Hoewel de advocaat zichzelf al had laten schrappen, schrapt de raad hem nogmaals van het tableau omdat deze herhaaldelijk in strijd heeft gehandeld met de kernwaarde financiële integriteit. ‘Naar het oordeel van de raad heeft klaagster tijdig bezwaar gemaakt tegen de verrekening. Verweerder was derhalve gehouden de betaling naar zijn eigen kantoorrekening – en dus de verrekening- ongedaan te maken. Dat hij dat – zelfs na uitdrukkelijke verzoeken van de deken daartoe – heeft nagelaten, is tuchtrechtelijk verwijtbaar.’
Bij het besluit tot de zwaarste sanctie is het tuchtrechtelijk verleden van de advocaat in ogenschouw genomen. Daarnaast werkte hij niet of nauwelijks mee aan het onderzoek van de deken. Tot slot constateert de raad dat de advocaat zich tot de dag van vandaag als zodanig uitgeeft op internet, terwijl hij zich ruim een half jaar geleden heeft laten schrappen. De schrapping van het tableau is volgens de tuchtrechter dan ook ‘zonder meer op zijn plaats’.
Archieffoto: Hollandse Hoogte