Een dekenbezwaar komt een advocaat uit Limburg op een week schorsing te staan. De raadsman zond zijn cliënte geen opdrachtbevestiging toe en communiceerde niet duidelijk met wie zij een overeenkomst aanging. Ook schond hij zijn geheimhoudingsplicht in een e-mail.
Eind 2021 diende de Limburgse deken Hans Vogels een bezwaar in bij de tuchtraad in Den Bosch. De gedragingen van een advocaat in zijn arrondissement vormden de aanleiding, zo blijkt uit de recente uitspraak in de zaak. De advocaat in kwestie behartigde een jaar ervoor de belangen van een cliënte, waarbij hij flagrant ‘in zijn optreden naar buiten toe een onjuiste, misleidende of onvolledige voorstelling van zaken heeft gegeven omtrent de wijze van praktijkuitoefening’.
Volgens Vogels was allereerst de website van het kantoor van de advocaat weinig informatief. De manier van praktijkuitoefening, de organisatie van het kantoor, hoe er werd samengewerkt en wie de contractspartij was; de webpagina bood geen soelaas. Tevens gingen op de site verschillende – onduidelijke – algemene voorwaarden rond en werd daar geen helderheid geschapen over de locaties van de vestigingen en welke advocaat waar kantoor hield. Het was voor potentiële cliënten, kortom, onduidelijk met wie zij precies ‘een overeenkomst van opdracht’ aangingen en door wie zij werden bijgestaan.
Onduidelijkheid is rode draad
Problematisch, wordt duidelijk bij de betreffende cliënte. Volgens de deken is ‘de rode draad in dit klachtdossier de vele onduidelijkheden omtrent de contractspartij aan de zijde van verweerder’. Zo ontvangt de cliënte geen opdrachtbevestiging van de advocaat, en uit het briefpapier en de kwakkelige kantoorwebsite blijkt evenmin met wie zij nu eigenlijk een overeenkomst is aangegaan. Helderheid die een advocaat móét verschaffen, stelt de raad die het dekenbezwaar gegrond vindt, en waar de pleitbezorger – evenals zijn kantoor – dus in tekort schoot.
Op de koop toe heeft de advocaat ook tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door ‘een onjuiste en misleidende voorstelling van zaken’ te geven aan zijn cliënte, en zijn geheimhoudingsplicht te schenden. Eerstgenoemde door – reeds na overdracht van de zaken van zijn cliënte aan een andere advocaat – in geschreven communicatie te pretenderen eindverantwoordelijk te zijn voor haar belangen. De geheimhoudingsplicht sneuvelde tevens per digitale pen en papier. In zijn verweer aan de deken stuurt de pleiter een e-mail met daarin verschillende dossiers en namen van zijn clientèle, waarvan zijn cliënte eveneens notie neemt.
De Bossche Raad van Discipline komt daarom tot het oordeel om de advocaat een week te schorsen. Omdat de advocaat vorig jaar november al van het tableau werd geschrapt, gaat de schorsing pas in als hij weer wordt ingeschreven.