Wetenschappers probeerden het fervent aan de man te brengen tijdens het door de VU, UvA en De Brauw Blackstone Westbroek georganiseerde symposium Legal ethics and Corporate Lawyers: advocaten moeten zich in hun werk mede laten leiden door ethische overwegingen. Alleen kijken naar wat rechtens mág, is onvoldoende. Advocaten – in de persoon van algemeen deken Bart van Tongeren en voorzitter Jan Loorbach van de commissie Gedragsregels – houden de boot af: “Ik ben beducht voor alléén maar nette mensen, en alléén maar nette zaken,” aldus laatstgenoemde.
Door Linus Hesselink en Lucien Wopereis
Ongeveer zestig belangstellenden waren vorige week donderdag en vrijdag aanwezig bij het symposium. Onder hen maar weinig advocaten: daarnaar gevraagd door een van de sprekers op donderdagochtend, staken slechts zes mensen hun hand op.
Het spits werd afgebeten door Sung Hui Kim van de Universiteit van Californië in Los Angeles. Zij trapt af met het standpunt dat advocaten af moeten zien van moreel activisme als de doelstellingen van hun cliënten in overeenstemming zijn met de wet. Is dat laatste niet het geval, dan komt het eigen ethisch oordeel van de advocaat wel degelijk in beeld, aldus Hui Kim.
Ze gaat echter nog veel verder, want ook de wet zelf is in veel gevallen discutabel. Zo kan het heel lang duren voordat de wet is aangepast (“Always one step behind the problem”), worden er door vermogende cliënten en hun advocaten altijd ‘loopholes’ gevonden en is in zijn algemeenheid de invloed van geld in het politieke proces veel te groot. “The political process has been corrupted. Money has too much influence,” aldus de hoogleraar die daarbij wijst op het systeem van bijdragen van vermogenden en bedrijven aan politieke campagnes, de gebrekkige politieke participatie van de onder- en middenklasse en de enorme scheefgroei in rijkdom.
Volgens Hui Kim is het de verklaring van de opkomst van populistische leiders aan beide zijden van de oceaan, en die stellen ‘the rule of law’ als zodanig ter discussie. Het is op dat punt dat advocaten in beeld komen, of zouden moeten komen. “Without the rule of law there will be no need for lawyers,” klinkt het waarschuwend.
Referent en hoogleraar advocatuur Diana de Wolff van de Universiteit van Amsterdam kan zich vinden in het betoog van haar collega. Zij betreurt het dat de oorspronkelijk voorgestelde zesde kernwaarde (publieke verantwoordelijkheid voor een goede rechtsbedeling) na actieve tegenwerking van de Orde is gesneuveld. Volgens De Wolff is de advocaat niet alleen verantwoordelijk voor het behartigen van de belangen van de cliënt, maar dient hij ook de belangen van derden (klanten, de gemeenschap, aandeelhouders) in het vizier te houden. De zaal barst in lachen uit als De Wolff zich op een gegeven moment verspreekt, en ‘corporate liars’ zegt in plaats van ‘corporate lawyers’.
Geen aparte regels
Algemeen deken Bart van Tongeren houdt de boot af, althans voor zover een en ander zou moeten leiden tot aparte regels voor corporate advocaten. Volgens hem is het bestaande raamwerk van de kernwaarden in combinatie met de eed (waarbij de advocaat uitspreekt geen zaken te doen die hij ‘in gemoede gelooft niet rechtvaardig te zijn’) voldoende om ethische vraagstukken te adresseren. Meer in het algemeen ziet Van Tongeren niets in het maken van onderscheid tussen verschillende soorten advocaten. Wel zegt hij na vragen uit de zaal dat hij voorstander is voor meer aandacht voor ethiek, zowel op kantoor als in de opleiding van advocaten.
Ook Jan Loorbach, voormalig deken en voorzitter van de Commissie Gedragsregels, zegt vooruitlopend op het rapport van de commissie dat er geen aparte gedragsregels voor corporate lawyers zullen worden voorgesteld. “We gaan de corporate lawyer niet apart zetten. We streven naar één samenhangend coherent systeem van één balie.”
Loorbach is beducht voor al te veel correctheid van de kant van advocaten: “We hebben als advocaten nu eenmaal te maken met smoezelige cliënten met smoezelige zaken. We opereren met regelmaat aan de zelfkant. Die moet ook bediend worden.” Dat neemt niet weg dat belangen van derden een rol kunnen spelen in het functioneren van de advocaat, denk bijvoorbeeld aan de belangen van kinderen in een vechtscheiding. “Ethische kwesties kun je in bepaalde gevallen wellicht onderbrengen bij de betamelijkheidsnorm van artikel 46 van de Advocatenwet. De mate waarin, dat valt nader te bezien.”
Een soort verzoening tussen de donderdag aangedragen standpunten van de sprekers komt tot stand na een opmerking uit de zaal. Je hoeft als advocaat niet zozeer zelf ethische standpunten in te nemen en uit te dragen, maar je kunt de cliënt bij discutabel gedrag wel wijzen op het gevaar dat dat gedrag openbaar wordt. “The PR-concern is absolutely the way to go,” aldus Hui Kim instemmend.
The other side: bedrijfsjuristen
Als je als bedrijfsjurist of inhouse advocaat ziet dat je bedrijf chips wil maken voor paspoorten van de Iraanse overheid, wat moet je dan doen? Of als het bedrijf producten wil verkopen in Afrika die in de EU vanwege giftigheid zijn verboden? Of als bij dochterondernemingen in Indonesië de paspoorten van de werknemers worden ingenomen? Moet je dan iets doen, kún je dan iets doen?
De voorbeelden kwamen vrijdag aan de orde in de sessie over mensenrechten en ethische dilemma’s van de bedrijfsjurist. Cees van Dam, hoogleraar International Business and Human Rights aan de Rotterdam School of management, maakte de aanwezigen duidelijk dat mensenrechten in het internationale bedrijfsleven ‘soft law’ behelzen. Het is geen hard recht, maar langzamerhand kun je er beter maar wel rekening mee houden, al was het maar uit eigenbelang van de onderneming.
‘Trade is globalised, justice not yet,’ heet het, maar sinds de jaren negentig gaat het wel steeds meer over MVO en duurzaamheid. Omdat daarin nog weinig recht valt te ontdekken, laten advocatenkantoren die zaken meestal over aan allerlei consultants. In 2011 werden binnen de VN de Guiding Principles on Business and Human Rights (UNGP’s) vastgesteld. Dat zijn nog steeds geen rechtsregels, het zijn volgens Van Dam “verantwoordelijkheden voor het beschermen en respecteren van mensenrechten”, en voor herstel bij schending ervan.
Als je die UNGP’s aan je laars lapt, krijg je gedoe en conflicten. Ze worden langzamerhand onderdeel van overheidsbeleid (samenstelling handelsmissies, exportkredietgaranties), ze kunnen de business raken via zakenpartners die er naar kijken (aanbestedingen, investeerders) en dan zijn er nog die andere ‘stakeholders’ die er steeds meer om geven (banken, audit committee van commissarissen).
Een onderneming kan verschillende stappen zetten: van ondermijning van de (mensen)rechten van anderen naar het respecteren ervan voor zover het onvermijdelijk is. Actief respecteren is ook mogelijk, en actief beschermen is dan de verste stap. Die vier stappen worden nooit in één keer gezet, maar een jurist kan het zetten van een enkele stap wel ondersteunen, door bijvoorbeeld niet eindeloos te procederen en alle juridische middelen uit de kast te halen “om de tegenstander uit te roken, in situaties van machtsongelijkheid”.
Van Dam zit naar eigen zeggen erg goed bij de business school, in plaats van bij een rechtenfaculteit. “Zo krijg je veel meer zicht op de complexiteit van een onderneming, die heel wat meer is dan een rechtspersoon, of een verzameling rechtspersonen. De juridische bagage moet je bij de deur achterlaten. Als bedrijfsjurist ben je voortdurend aan het leren, nog veel meer dan een advocaat, die alleen vanaf de zijlijn adviseert over juridische kwesties.”
Ook de Orde van Advocaten krijgt nog een tik mee. Van Dam: “De Orde praat wel voortdurend over rechtsstaat en de aantasting ervan, maar ze doet evenals advocatenkantoren geen bal aan de UNGP’s. En de pro-deo advocatuur is geen vervanging voor het respecteren van mensenrechten.” Raffi van den Berg, algemeen secretaris van de Orde, sputtert even later tegen dat de International Bar Association (IBA) hiervoor toch alleen maar heel minimale richtlijnen zou opstellen, zo bleek bij een poging in 2015. En: “Elke advocaat moet zijn eigen afweging maken tussen de kernwaarden integriteit en partijdigheid.” Van Dam daarop: “Als een advocaat het niet op de ethische koers kan gooien, dan kan hij er in ieder geval nog een business case van maken.”
Iraanse paspoorten
Een directe kijk op de praktijk biedt Jean Schreurs, Chief Corporate Counsel bij NXP Semiconductors NV. Dat bedrijf maakt chips voor Apple én voor Samsung. “Die klant vráágt ons gewoon om bij onze leveranciers te zorgen voor eerlijke beloning van medewerkers, beperking van overwerk en tegengaan van innemen van paspoorten.”
Door wet- en regelgeving verandert er volgens Schreurs niet veel, dat blijkt volgens hem bijvoorbeeld uit de Amerikaanse Sarbanes-Oxley wet en de regels voor corporate governance. En de dertig bedrijfsjuristen van NXP kunnen wereldwijd niet alle 25.000 contracten van de onderneming screenen. “De business managers in het bedrijf moeten worden getriggerd”, en die gaan hard lopen als de klant het wil. “Zo’n 400 klanten vragen ons wat wij doen aan MVO. Sommige klanten controleren zelfs onze fabrieken op dat soort aspecten. Als er dan iets niet goed blijkt te zitten, dan verandert dat nog dezelfde dag.”
De juristen kunnen geen ijzer met handen breken, “maar toen er chips voor Iraanse paspoorten zouden worden gemaakt, iets wat geen rechtsregel verbood, vroeg NXP Legal of wij dat nou wel moesten doen. Het mag wel, maar wil je zo’n onderneming zijn?” Uiteindelijk ging het contract niet door. “Maar wat moet je doen als in China de mensen zélf vaak meer dan 60 uur willen werken? Dat bleek toen NXP beperkingen oplegde die ertoe leidden dat de werknemers vertrokken. En wat als de paspoorten vrijwillig worden afgegeven, omdat ze in de bedrijfskluis veiliger liggen?”
Zaak universiteit?
In een eerdere sessie die dag ging het er veel academischer toe. Is advocatuurlijke beroepsethiek ook een zaak van de universiteit? De docenten en advocaten in het panel beamen de vraag volmondig, maar denken verschillend over de vorm waarin dat moet gebeuren. Ze zijn unaniem tegen het convenant dat de rechtenfaculteiten in 2016 sloten met de Raad voor de Rechtspraak, het OM en de NOvA. De eisen waaraan volgens dat convenant de rechtenstudie vanaf 2017-2018 moet voldoen, als basis voor het civiel effect, zijn volgens het panel veel te gedetailleerd. En ze bevatten niks over juridische ethiek.
Volgens Ton Hol, hoofd van het departement Rechtsgeleerdheid in Utrecht, bevinden de meeste klachten over integriteit zich “in het grijze gebied: de mensen zijn erin gerommeld”. Een goede casuïstiek, docenten met praktijkervaring en ook de analyse van tragedies kunnen de studenten bewust maken van ethische aspecten.
Uit de zaal komt de opmerking dat in het juridisch onderwijs het perspectief van de rechter domineert. “Kijk ook eens naar de juridische stof vanuit de rol van de wetgevingsjurist.” Nora van Oostrom, Executive Manager Law Firm School, herhaalt enkele keren dat het niet gaat “om de kennis van goed en kwaad, maar om reflectief vermogen, om kritisch denken. Je moet je eigen overtuigingen van meerdere kanten kunnen bekijken en ter discussie stellen.”
De discussie verleidt een advocaat in de zaal tenslotte tot de uitroep: “Mijn cliënt is juist op zoek naar een schoft!”