“Deze zaak komt vandaag bij de politierechter omdat hij van eenvoudige aard is. Gezien het dossier lijkt het een inkoppertje voor het Openbaar Ministerie.” Zo begint de verdediging in de sukkelzaak tegen advocaat Erik Thomas die afgelopen vrijdag voor de enkelvoudige kamer van de rechtbank in Breda diende. Maar de preliminaire verweren van advocaat Cees Dekker maken de zaak minder eenvoudig dan aanvankelijk gedacht.
Door Sanne van Brunschot
Na een uur kan iedereen de overvolle rechtszaal alweer verlaten. Het verzoek van advocaat Dekker om de zaak voor te leggen aan de meervoudige kamer heeft doel getroffen. De politierechter is niet meer overtuigd van het eenvoudige karakter van de zaak.
Oorzaak daarvan is het betoog van Dekker waarin hij uitlegt welke preliminaire verweren hij heeft. Want het lijkt misschien een inkoppertje voor het Openbaar Ministerie – omdat het zich kan baseren op processen-verbaal van zowel de rechter-commissaris (RC) als de verbalisanten in de hennepzaak waarin Thomas het s-woord eruit gooide – het is volgens Dekker de vraag of dat ook werkelijk zo is. Zo komt hij bijvoorbeeld met het verweer dat elke advocaat tijdens de uitoefening van zijn beroep strafrechtelijke immuniteit geniet. Uit jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) blijkt volgens hem dat aan advocaten zowel in als buiten rechte een hele grote vrijheid wordt toegekend. Bovendien is in andere landen de strafrechtelijke immuniteit al in de wet opgenomen.
Verder voert Dekker aan dat de positie van de advocaat als verdachte en de posities van de RC, het OM en het opsporingsapparaat in de zaak Caribe meespeelt. Caribe is de hennepzaak waarin Thomas een van de verdachten bijstond en waarin hij rechercheur O. het gewraakte woord toevoegde. In die zaak liepen de spanningen hoog op. De rechtbank verklaarde het Openbaar Ministerie uiteindelijk niet-ontvankelijk. Dekker: “Of het nou beledigend is of niet, telkens moeten we kijken naar de context en omstandigheid waaronder het woord is gebruikt. Vanwege die hele context moet de meervoudige kamer naar de zaak kijken.” Bovendien werden de dag voor de zitting – tot onvrede van de raadsman – ‘bij nacht en ontij’ nog getuigen aangemeld.
De aanklager laat in zijn reactie op de verweren weten dat zijns inziens de zaak nog altijd ‘uitermate eenvoudig’ is. “De wetgever heeft de strafrechtelijke immuniteit van de advocaat niet geregeld en dat ook niet gewild. En het EHRM geeft weliswaar grote vrijheid aan de advocaat, maar het plegen van strafbare feiten hoort daar niet bij.”
De officier van justitie is het tot slot eens met het feit dat de context gewogen moet worden. Die context is echter eenvoudig; hij bestaat namelijk uit wat er tijdens het verhoor bij de RC is gezegd, zo stelt de officier. “Kennelijk is er met het dossier Caribe gerommeld, maar dat is volstrekt niet relevant voor deze zaak.” Voor de rechter is de aanklager niet overtuigend genoeg geweest: na een kwartiertje van beraad wijst ze het verzoek van de verdediging om de zaak door de meervoudige kamer te laten behandelen toe.
Veel steun
Na afloop van de zitting toont Thomas zich daar niet verbaasd over. Dat heeft mede te maken met het vertrouwen dat hij heeft in zijn raadslieden. “De kans was groot dat dit zou gebeuren. Cees Dekker en Bert de Rooij zijn creatieve geesten, ze hebben van alles uitgezocht. Ik weet zelf niet eens wat allemaal.”
Houdt de zaak hem erg bezig? “Ik sta er eigenlijk heel neutraal in,” zegt hij. “Het doet me niet zoveel. Wel voel ik me heel erg gesteund, ik ontvang reacties uit heel het land. Ook advocaten denken mee en in de media lees je dat men zich afvraagt waar dit eigenlijk over gaat. Ook vanuit het overheidsapparaat komen mensen naar me toe die zich afvragen waar we mee bezig zijn.”
“Het is een spelletje geworden wie het verst kan pissen,” zegt Thomas. “O. vindt dat ik naar hem toe moet komen met excuses. Ik wilde een gesprek, maar daar heb ik, en ook de deken, nooit meer iets over gehoord.” Volgens Thomas wil de politie vooral spierballen laten zien. “Maar ze zijn tijdens het onderzoek zelf buiten de perken getreden. Als we ze niet zo hadden gecontroleerd en bevraagd, waren mijn verdachten tot twaalf jaar de cel in gegaan, dat moeten we niet vergeten.”
Hij wacht het af, maar mocht hij veroordeeld worden, dan gaat hij “er hard juridisch in”. De neiging die we in Nederland hebben om te polderen – wel schuldig, geen straf – staat hem niet aan. “Daar zou ik het niet mee eens zijn. Ik vind oprecht dat ik hem niet beledigd heb, het was een verzuchting.” Hij weet daarbij direct twee gevallen te noemen waarin politieagenten zelf een vrouw ’takkenwijf’ en een stel krakers ‘mongolen’ en ‘linkse parasieten’ noemden. Geen van hen werd veroordeeld.
Stil houden
Hij heeft echter wel geleerd van de hele kwestie. “Ik probeer me nu soms stil te houden. Maar er zijn genoeg mensen die weten dat het mijn bevlogenheid is en die het juist als iets positiefs zien dat ik soms zo fel kan zijn in mijn werk.”
Volgens Thomas gaat het voornamelijk om ‘common sense’. “Volgens de regels mogen bepaalde dingen niet, maar de common sense zegt iets anders. Mijn zaak is eigenlijk onderdeel van een bredere discussie. Omgangsvormen worden harder, dat is conform de tijdgeest. We hebben minder respect voor elkaar. Ook van de zijde van de overheid ontmoet je minder beleefdheid. Ik ontving bijvoorbeeld vanochtend van de officier van justitie een map van duizend pagina’s die ook ruim een week geleden opgestuurd had kunnen worden. Dat helpt niet mee. Zulke dingen hebben effect op het hele systeem.”