Advocaat Coenen uit Enschede heeft maandag een klacht ingediend tegen de Almelose voorzieningenrechter M.M. Verhoeven. Die had een zaak waar Coenen in optrad in zijn vonnis afgedaan als ‘een kleuterruzie in een zandbak’, waarvan het ‘schandalig is dat er op basis van toevoegingen werd geprocedeerd.’ Coenen: “De rechter bedrijft politiek en dat kan niet.”
Door Joris Rietbroek
Een in aanleg simpele zaak tussen twee partijen over de levering van enkele goederen ter waarde van een kleine 700 euro, mondde uit in een complexe juridische strubbeling en een eind vorige week gehouden kort geding. Dit nadat beide partijen en hun advocaten niet deden wat hen door de rechter was opgedragen, ofwel; de ene partij levert de spullen, de andere betaalt.
Coenen betekende eind september dit vonnis en liet luttele dagen later executoriaal beslag op de goederen leggen, waarna de discussie met de andere Enschedese advocaat in dit verhaal, Bosma, verder escaleerde. Laatstgenoemde eiste vervolgens opheffing van het beslag in een kort geding.
‘Miniem belang’
In zijn vonnis neemt Verhoeven het de advocaten vooral kwalijk dat zij het zover hebben laten komen ‘met gebruikmaking van door de overheid gefinancierde rechtsbijstand.’ “Alsof het allemaal niet al driest genoeg was, hebben partijen en/of hun advocaten besloten het onderhavige kort geding te voeren. Een keuze die, zouden partijen en/of hun advocaten de kosten van al deze acties volledig en zelf moeten dragen, zij in dat geval nimmer zouden hebben gemaakt,” aldus de rechter.
Verhoeven omschrijft het belang in de hele zaak als ‘miniem.’ ”Uitgerekend in een periode waarin (serieuze) advocaten en anderen aandacht vragen voor voorgenomen bezuinigingen op door de overheid gefinancierde rechtshulp, verspillen de partijen in dit geding en hun advocaten duizenden euro’s aan toevoegingsgelden en uren tijd van instanties die hun tijd en energie beter kunnen besteden, aan een ‘geschil’ dat het niveau heeft van een kleuterruzie in de zandbak. Zij geven daarmee ook voeding aan (onjuiste) standpunten dat toevoegingsgelden vaak worden gebruikt voor onzinnige procedures die niet zouden worden gevoerd indien het toevoegingsstelsel niet bestond.”
Geen peanuts
Volgens Coenen is de rechter zijn boekje op meerdere fronten te buiten gegaan. Voor het eerst in zijn twintigjarige loopbaan als advocaat voelde hij daarom de noodzaak om een klacht in te dienen. “Ik kan zo drie artikelen uit de gedragscode van de Raad voor de Rechtspraak aanwijzen die met voeten zijn getreden”, zegt Coenen. “De rechter bedrijft politiek en geeft zijn mening over hoe toevoegingsgelden besteed zouden mogen worden. Hij geeft bovendien een verkeerd beeld van de zaak. Het ging hier niet om peanuts, er hingen mijn cliënt drie dwangsommen van 10.000 euro per stuk boven het hoofd. De regels zijn duidelijk: met een belang vanaf 500 euro kan iemand een beroep doen op de gefinancierde rechtsbijstand.”
Wat Coenen betreft moet zijn maandag ingediende klacht in ieder geval leiden tot een stevig gesprek. “Het gaat mij er vooral om dat zo’n exces niet meer voorkomt, zeker als ik in de toekomst weer eens tegenover deze rechter kom te staan.” Vermoedelijk zal het bij zo’n gesprek blijven, denkt Coenen. “Ik kan me niet voorstellen dat er daarna andere maatregelen nodig zijn, je moet immers ook weer met elkaar verder. Maar op welke manier, dat moeten we goed bespreken.”
‘Vernietig toevoegingen’
Toch kan het verhaal op een andere manier nog een staartje krijgen: de Raad voor de Rechtsbijstand gaat naar aanleiding van het vonnis bekijken of er al dan niet terecht een toevoeging is gevraagd en verleend. Rechter Verhoeven moedigde een stap om de verstrekte toevoegingen te vernietigen expliciet in zijn vonnis aan, nu een rechter deze bevoegdheid zelf niet meer heeft. “Daar is in deze zaak alle aanleiding toe. Het zou het effect hebben dat aan het hier betoonde gechicaneer minder overheidsgelden worden verspild en op die manier zouden partijen en hun advocaten de zure vruchten plukken van hun onbehoorlijke gedrag.”