Een advocaat die een krant te woord staat in een gevoelige aangelegenheid waarbij de belangen van ‘relatief kwetsbare personen’ aan de orde zijn, moet in zijn contact met de journalist eisen dat hij voorafgaand aan publicatie inzage krijgt in het krantenartikel. Dat stelt de Raad van Discipline in Gelderland. ‘Omdat verweerder niet voldoende voorzorgsmaatregelen heeft genomen om te voorkomen dat het bedrijf van klaagster (een bewindvoerderskantoor, red.) werd omschreven als een schimmig bedrijf is hij jegens klaagster tekort geschoten, ook als de krant hem niet juist zou hebben geciteerd.’
Het artikel De Gelderlander werd op 6 november 2012 gepubliceerd. De advocaat vertegenwoordigde de belangen van een aantal onderbewindgestelden, die beweren dat het bewindvoerderskantoor er een zootje van maakt. De huur van onderbewindgestelden zou niet betaald worden, schulden zouden oplopen en het wekelijkse leefgeld zou met enige regelmaat niet worden uitbetaald.
De advocaat tegen de krant: ‘Het is een schimmig bedrijf. Het is niet transparant over wat het doet. Daarnaast heb ik ook het idee dat ze niet kundig zijn. Ik kwam er tijdens een zitting bijvoorbeeld achter dat ze niet weten dat een studieschuld na verloop van tijd kwijtgescholden kan worden. Iets wat heel belangrijk is als je geacht bent iemands schulden weg te werken.’
Volgens de Raad gaat de advocaat met de kwalificatie ‘schimmig’ over het randje. ‘Dat betreft een generaliserende en kwalificerende uitspraak die schadelijk is voor klagers en waarvan de noodzaak niet is gebleken. In de zaken en de stand van die zaken die verweerder behandelde was daarvoor geen rechtvaardiging te vinden. Die uitlating had achterwege moeten blijven.’
Het feit dat de advocaat geen ervaring had met publiciteit doet daar niet aan af, stelt de raad. ‘Ook het feit dat verweerder geen of weinig ervaring had met de media, was benaderd door de journaliste en verweerder niet zelf het contact met de media had gezocht en dat klaagster in de gelegenheid is gesteld in de krant te reageren op het verschenen artikel verandert niets aan de kwalificatie en de ernst daarvan.’
De advocaat had vooraf inzage moeten eisen in het artikel, stelt de Raad van Discipline. ‘De raad stelt vast dat verweerder zich heeft laten interviewen in een gevoelige aangelegenheid die (destijds) veel onrust veroorzaakte waarbij de belangen van relatief kwetsbare personen aan de orde waren. Eén en ander bracht met zich mee dat op verweerder een grote verantwoordelijkheid rustte om zijn woorden tijdens het interview zorgvuldig te kiezen. Wat in het licht van deze verantwoordelijkheid (op grond van voornoemde toetsingsmaatstaf en op grond van de gevoeligheid van de materie) in elk geval had behoren te gebeuren is dat verweerder aan zijn medewerking aan deze publiciteit de voorwaarde zou hebben gesteld dat hij vóór de publicaties, waaraan hij zelf een bijdrage leverde, daarvan inzage zou verkrijgen. Aldus had hij kunnen en moeten bezien of hetgeen zou worden gepubliceerd (voor zover het zijn inbreng betrof) een correcte weergave zou zijn van hetgeen hij gezegd had.’
Voor de strafmaat is wél van belang dat de advocaat weinig ervaring had in de omgang met de media. Volgens de raad kan worden volstaan met geven van een enkele waarschuwing. ‘Verweerder had naar zijn zeggen geen of nauwelijks ervaring in de omgang met publiciteit. Van het enige gegronde klachtonderdeel moet de “lichtste” variant worden aangehouden, die waarin deze uitlating zo in de krant is gekomen omdat verweerder geen inzage vooral had bedongen.’