De online gokmarkt is flink gegroeid sinds de nieuwe kansspelwet van oktober 2021. Ook mensen in de bijstand wagen wel eens een gokje. Gewonnen wordt er zelden, maar de gevolgen voor de uitkering zijn groot. Ans van Horne – hoofdredacteur Socialezekerheidsrecht – bespreekt enkele recente uitspraken.
De bijstand is een laatste vangnet voor mensen die zelf niet in staat zijn om in hun eigen levensonderhoud te voorzien. Met een bijstandsuitkering worden de middelen waarover iemand redelijkerwijs kan beschikken, aangevuld tot een inkomen op het sociaal minimumniveau. Het vangnetkarakter van de bijstand brengt met zich mee dat een bijstandsgerechtigde elke bijschrijving op zijn bankrekening moet kunnen verantwoorden.
Gokinzetten versus gokopbrengsten
Dat merkte ook een gokkende Amsterdammer met een bijstandsuitkering. De man bleek te beschikken over meerdere online gokaccounts en op zijn bankrekening waren regelmatig bedragen bijgeschreven door online gokbedrijven – variërend van vijftien tot bijna vijfhonderd euro per dag, en van enkele tientjes tot ruim 1900 euro per maand. In totaal liep het bedrag op tot bijna 12.000 euro over een periode van ongeveer een jaar.
De gemeente bracht een gedeelte van deze bedragen als inkomen in mindering op de bijstand in de maanden waarin de man de bedragen ontving. De man had de gokinkomsten immers ook kunnen gebruiken om in zijn levensonderhoud te voorzien. De man beweerde dat hij per saldo echter veel meer had verloren dan gewonnen en vond dat de gemeente de gokinzetten in mindering had moeten brengen op de gokopbrengsten. Hij stapte naar de rechter.
Zowel de rechtbank als de Centrale Raad van Beroep (CRvB) ging niet mee in deze redenering, blijkt uit de uitspraak. De gokinzetten van een gokker zijn volgens de rechter verwervingskosten; onkosten die gemaakt zijn om het inkomen – lees: de gokopbrengsten – te kunnen verwerven. En de wet (art. 32 Participatiewet) biedt geen ruimte om verwervingskosten in mindering te brengen op inkomen. Een strikte toepassing van de Participatiewet betekent dus dat alle gewonnen bedragen moeten worden verrekend met de bijstandsuitkering en dat daarbij geen rekening mag worden gehouden met de bedragen die zijn ingezet.
Dit is vaste rechtspraak van de CRvB en geldt overigens niet alleen voor gokopbrengsten, maar ook voor andere inkomsten. Zo oordeelde de CRvB eerder dat bij inkomsten uit de verhuur van de eigen woning geen rekening mag worden gehouden met hypotheeklasten, ook al bedragen de huurinkomsten niet meer dan de hypotheeklasten.
Andere regels voorafgaand aan bijstand
In een andere zaak had iemand forse gokinkomsten (ruim 43.000 euro) uit de periode vlak vóórdat hij een bijstandsuitkering aanvroeg. De gemeente weigerde de uitkering omdat de man te snel had ingeteerd op zijn inkomsten (en op zijn vermogen), waardoor hij vervroegd een beroep op de bijstand moest doen.
Hij had daarmee volgens de gemeente ‘onvoldoende besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan’ getoond. Uitgaand van een verantwoord uitgavenpatroon van anderhalf keer de bijstandsnorm, had hij het veel langer kunnen uitzingen met dit bedrag. De rechter stak daar een stokje voor. Voorafgaand aan de bijstandsverlening geldt art. 32 Pw (nog) niet en mocht wel rekening worden gehouden met de verwervingskosten, het geld dat de man had ingezet om te gokken (ruim 66.000 euro).
Gokken in een casino
Als een bijstandsgerechtigde geld opneemt in een casino, ook al is dat een klein bedrag, gaat de gemeente uit van gokactiviteiten. Het was tot voor kort vaste jurisprudentie van de CRvB dat in zo’n geval de gehele bijstandsuitkering werd teruggevorderd over de maanden waarin gegokt werd, omdat het recht op bijstand niet was vast te stellen.
Inmiddels is de raad hiervan teruggekomen en kan een bijstandsgerechtigde die gokt aan de hand van pinopnames in het casino aannemelijk maken welke bedragen zijn ingezet om te gokken. De CRvB gaat uit van de vuistregel dat de inkomsten uit gokken gelijk zijn aan de ingelegde bedragen, staat in een uitspraak van april dit jaar. Of anders gezegd: dat gokkers quitte spelen.
Als tweehonderd euro gepind is in het casino, gaat de CRvB dus uit van tweehonderd euro aan gokinkomsten en is dat het bedrag dat gekort wordt op de bijstandsuitkering. Maar als niet quitte is gespeeld en de inzet van tweehonderd euro verloren is gegaan, bedraagt het verlies per saldo maar liefst vierhonderd euro. Belanghebbende en bestuursorgaan kunnen proberen aannemelijk te maken dat meer of minder dan de inleg is gewonnen, maar art. 32 Pw staat ook hier in de weg aan verrekening van de inleg met de gewonnen bedragen.
Rien ne va plus
Dat er met gokken voor mensen met een bijstandsuitkering weinig te winnen valt, moge duidelijk zijn. Bijstandsgerechtigden zetten per definitie al snel meer in dan zij zich kunnen veroorloven. Het wachten is op speellimieten of wellicht zelfs een verbod op alle vormen van kansspelen voor deze kwetsbare groep.
Gokken leidt niet alleen tot problemen voor mensen in de bijstand. Verslavingsdeskundigen zien een toename van het aantal probleemspelers en gokverslaafden. De Nationaal Rapporteur Verslavingen, Arnt Schellekens, vindt dat gokbedrijven te weinig doen om hun spelers te beschermen. Hij pleitte vorige maand voor een maatregel die in Oostenrijk al geldt: houd gokbedrijven wettelijk aansprakelijk voor gokschulden als ‘door het niet naleven van de onderzoeks- en zorgplicht het speelgedrag van de speler zijn bestaansminimum schaadt’. Daarvan is bij een speler die afhankelijk is van een bijstandsuitkering al heel snel sprake.
Ans van Horne is hoofdredacteur Socialezekerheidsrecht bij Sdu. Zij schrijft voor NDSZ (Nederlandse Documentatie Sociale Zekerheid) en is redactiesecretaris van USZ (Uitspraken Sociale Zekerheid).