In 1969 introduceerde Austin de Mini Clubman Estate: een stationcarversie van het bekende kleine doosje. In 2010 blies BMW de naam Clubman nieuw leven in, inclusief de twee kenmerkende kleine achterdeurtjes van het origineel, in plaats van een grote omhoog scharnierende klep. Eind vorig jaar werd de Clubman volledig herzien. Advocatie reed met de snelste uitvoering, de 192 pk Cooper S.
Door Ewoud Hallebeek
En natuurlijk is de nieuwe Clubman weer langer (30 cm!), breder (12 cm) en hoger (1,5 cm) dan zijn voorganger. Hij is zelfs groter dan de Countryman, Mini’s eigen SUV. Of om het maar even in een ander perspectief te plaatsen: de nieuwe Clubman is exact even groot als een VW Golf. Geen wonder dat wij zo’n beetje dagelijks hoorden ‘dat heeft toch niets meer met een Mini te maken?’
Klopt. Dat wil zeggen, als je het huidige Mini maar blijft vergelijken met het innemende, door Alec Issigonis ontworpen kleintje dat in 1959 op de markt kwam. Onder moederbedrijf BMW is Mini echter uitgegroeid tot een zelfstandig merk, dat weliswaar qua naamgeving en designtaal zwaar leunt op het roemrijke verleden, maar er verder zo goed als niets mee te maken heeft. En net zoals ieder ander merk heeft Mini (de fabrikant ziet graag dat we die naam in hoofdletters schrijven, maar dat is een kwestie van ‘don’t push your luck’) meerdere modellen nodig om het hoofd boven water te houden. Want wat nu als welgestelde samenwoners kinderen krijgen? Die kunnen ze niet kwijt in hun geliefde driedeurs Mini. Enter de Clubman, die daadwerkelijk bruikbare zit-, been- en bagageruimte achter de voorstoelen heeft. En genoeg deuren om overal makkelijk bij te kunnen. Wat wil een mens nog meer?
Nou, een wat beter doordachte ergonomie zou wel eens een keertje fijn zijn. Als vanouds ziet het dashboard eruit alsof de ontwerpers vanaf een afstandje lukraak wat knoppen en hendels naar binnen hebben gesmeten en wat bleef plakken maar meteen hebben vastgezet. Dat was vroeger (toen alles beter was en – om met Kees van Kooten te spreken – het kraanwater ook een stuk dikker) nog wel grappig, maar inmiddels is het een gimmick geworden en balanceert het gevaarlijk op het randje van irritant. De soepbord-grote klok in het midden is een kwestie van smaak, maar dient in ieder geval niet meer als snelheidsmeter, hetgeen een hele verbetering is. In plaats daarvan huisvest het het multimediascherm voor audio, navigatie en communicatie. Net zoals zoveel dingen rechtstreeks van BMW afkomstig (daar heet het iDrive), waar – vanzelfsprekend, zouden we haast zeggen – helemaal niks mis mee is. Mogen wij u trouwens dringend elektrisch verstelbare stoelen (€ 1.271) aanbevelen? Eenmaal aan boord is handmatig de rugleuning verstellen zo goed als onmogelijk. Dat gezegd hebbende: de gebruikte materialen zijn van hoogwaardige kwaliteit en op de afwerking is niets af te dingen, en dat maakt veel – zo niet alles – goed.
De twee achterdeurtjes zijn vooral een grappig ontwerpdetail, als verwijzing naar het gelijknamige model uit de jaren ’70. En te openen met de afstandsbediening, waardoor het eigenlijk best een handige oplossing voor een niet bestaand probleem is. Daar staat dan weer tegenover dat, vanwege de brede deurstijlen, het zicht door de achteruitrijspiegel zo’n beetje non-existent is. Sowieso blinkt de Clubman niet uit in overzichtelijkheid, zodat de achteruitrijcamera (€ 386) al snel tot uw primaire levensbehoeften gaat behoren. Wie trendsetter wil zijn, moet nu eenmaal pijn lijden. Vraag het maar aan een willekeurige hipster. Of dacht u dat die baard en remloze-racefiets-zonder-versnellingen uit praktische overwegingen waren gekozen?
Mini hanteert voor al zijn instapmodellen de naam One, dus ook bij de Clubman. In dit geval voorzien van een 1.5 driecilinder turbobenzinemotor met 102 pk (0-100 km/u in 11,1 seconden, topsnelheid 185 km/u). De Cooper heeft hetzelfde motorblok, zij het met 136 pk (0-100 in 9,1 sec, 205 km/u). Aan de top van de voedselketen staat de Cooper S, met een tweeliter viercilinder turbo met 192 pk en 280 Nm (7, 2 sec, 228 km/u). Dieselen kan natuurlijk ook. De driecilinder One D levert 116 pk, doet het standaardsprintje in 10,4 seconden en heeft een top van 192 km/u. Zakelijke rijders met haast kiezen de tweeliter Cooper D met 150 pk (8,6 sec, 212 km/u). Voor veelrijders met een chronisch zware rechtervoet is er ten slotte de Cooper SD (190 pk, 400 Nm, 7,4 sec, 225 km/u).
Voorwielaandrijving is standaard, tegen bijbetaling van tenminste € 4.500 wordt uw Cooper S of Cooper SD voorzien van vierwielaandrijving. Af-fabriek staat de Clubman op 16-inch lichtmetaal (Cooper S: 17-inch), maar dat is natuurlijk een lachertje. Neem tenminste 18-inch (± € 1.500, afhankelijk van het ontwerp). Nog beter: 19-inch (€ 782), maar dat kan alleen als u ook het Pepper- (€ 2.495) of het Chili-pakket (€ 5.339) heeft aangevinkt.
Wij reden de Cooper S en die was, ondanks zijn op papier veelbelovende prestaties, aanzienlijk minder sportief dan gedacht. De in onze testauto gemonteerde optionele achttraps automatische ‘sporttransmissie’ haalde veel rijplezier weg. Of je nu wilt of niet, in het hoogste toerengebied schakelt hij onverbiddelijk zelf op, óók als je de bak in ‘manual’ hebt staan. Wij zouden de meerprijs van deze automaat (€ 2.136) lekker in onze zak houden en fijn zelf schakelen. De sportstand instellen (onderdeel van het Chili-pakket) maakt het er overigens niet veel beter op. De stuurinrichting krijgt dan weliswaar meer gewicht (fijn), maar niet meer gevoel (jammer), terwijl de demping nóg straffer wordt dan hij al was. Wel hangt het tweeliter turboblok wat feller aan het gas, maar per saldo voegt het allemaal maar weinig toe.
Het weggedrag is even speels als altijd, zoals het hoort bij een Mini, met de nadruk op onderstuur. Torque steer is de Clubman Cooper S echter niet vreemd, evenmin als een doorslaand binnenste voorwiel bij snel genomen bochten. Je zou bijna denken dat 192 pk te veel is voor het onderstel, maar iedereen die ooit een John Cooper Works GP heeft gereden, weet dat dat niet het geval is. Zou BMW het er misschien doelbewust ingebouwd hebben, om ook bij veilig lage snelheden de sensatie van ‘sturen op de grens’ te bieden?
De Mini Clubman is verkrijgbaar vanaf € 24.490. Een bedrag voor des keizers baard, want de One wilt u niet. U opteert voor de Cooper S, zoals het hoort. Die vergt een minimale investering van € 35.490. Minimaal, want Mini heeft het ‘personaliseren’ van uw auto in alle opzichten tot ware kunst verheven. Nonchalant wat geinige opties aanvinken kan u dan ook letterlijk duur komen te staan. Zo had onze testauto voor een kleine 15 mille aan extra’s aan boord. En nee, daar zat elektrische stoelbediening nog niet bij. Wel een in delen neerklapbare achterbank (€ 203) en stoelverwarming (€ 335), want dat is niet standaard, evenmin als climate control (€ 508) en navigatie (€ 895 of, voor het uitgebreide ‘professional’ systeem, € 2.095, welke laatste dan weer alleen leverbaar is in combinatie met het € 2.385 kosten Wired-pakket). Kortom, voordat u pap heeft kunnen zeggen, heeft u die aantrekkelijke vanafprijs verdubbeld. U bent gewaarschuwd. Hoe dan ook koopt u met de Mini Clubman een volwaardige gezinsauto. Verre van foutloos, maar altijd origineel en met de nodige zelfspot, zodat die glimlach op uw gezicht geen toevalligheid is.