Gamesadvocaat René Otto (Van Iersel Luchtman) won in 2021 de Young Talent Gouden Zandloper. Op ons verzoek schreef hij een gastcolumn uit de grond van zijn hart. ‘Als talentvolle juristen afstand doen van hun eigen identiteit om hun advocatendroom na te jagen, dan gaat er iets grondig mis.’
Toen ik werd gevraagd om als winnaar van de Young Talent Gouden Zandloper een column te schrijven, hoefde ik niet lang na te denken. Niet alleen om het gebrek aan een speech te compenseren, maar vooral om een belangrijk onderwerp aan te kunnen snijden.
De volgende gedachte bleef na de prijsuitreiking door mijn hoofd spoken: jammer eigenlijk dat je eigen pad kiezen en je hart volgen kennelijk onderscheidend genoeg is om een advocatenprijs te winnen. Het gebrek aan gevarieerde loopbanen is echter niet verwonderlijk als je ziet hoe weinig divers onze beroepsgroep is. Dan heb ik het niet alleen over etniciteit en gender, maar over alle facetten van iemands identiteit. Op het gebied van inclusiviteit heeft de advocatuur nog een lange weg te gaan.
Het probleem begint bij het imago en de cultuur van de advocatuur. We zijn stiekem veel formeler, elitairder en hiërarchischer dan we willen toegeven, en zo komen we ook over op potentiële kandidaten. Een beroepsgroep vol amici en amicae, die mij soms doet twijfelen of Latijn wel een dode taal is. Een wereldje vol ‘league tables’, ‘up or out’, top 50-lijstjes en beroepsgenoten die geen zwakte tonen.
Bij onderhandelingen en procederen komt veel wedijver kijken, maar het zou de beroepsgroep sieren als wij dit niet zo dominant laten terugkeren in onze identiteit. Lang niet iedereen voelt zich namelijk thuis in een dergelijk klimaat. Dan kun je zeggen dat zo’n persoon niet in de advocatuur thuishoort, maar dat is te kort door de bocht. Die cultuur is namelijk niet nodig. Als iemand beschikt over een sterk probleemoplossend vermogen, vastberadenheid en (emotionele) intelligentie, zijn de basisingrediënten van een goede belangenbehartiger al aanwezig.
Dat klinkt logisch, maar toch blijft de advocatuur veel van hetzelfde soort mensen selecteren, die deze cultuur in stand houden. De wetenschap heeft al veel geschreven over hoe mensen geneigd zijn om kandidaten te selecteren die op henzelf lijken, en over de drogreden dat we ‘altijd voor de beste kandidaat moeten kiezen’. Door het huidige model van de advocatenstage zijn beginnende advocaten afhankelijk van een ervaren advocaat die in hen gelooft. Zo lang zij de ‘standaard advocaat’ blijven selecteren die op hen lijkt, blijft onze branche een fort dat cultuurverandering buiten de deur houdt.
Eén groot succesverhaal?
Door de Gouden Zandloper lijkt mijn loopbaan onterecht één groot succesverhaal. Maar ik heb écht moeite gehad om mijn plek in de advocatuur te vinden. Ik had het zelfs bijna opgegeven. Ik was een onzekere en informele Brabander die als eerste van zijn familie aan de universiteit had gestudeerd. Opgegroeid op een woonwagenkamp. Iemand die gek is op games en nerdy dingen en die niet houdt van borrels en het studentenleven.
Na maar liefst 94 mislukte sollicitaties gaf Van Iersel Luchtman mij gelukkig wél een kans. Het is mijn geluk geweest dat ik een informele, nuchtere en warmhartige patroon met een enorm relativeringsvermogen trof. Jaap Broekman wilde mij oprecht leren kennen en beloofde om ‘zijn partnerpet af te zetten’ als ik iets wilde bespreken waar ik schroom voor had. Hij gaf na elke stomme fout feedback en sloot af met ‘dat ga jij allemaal leren, Reneekes’. Hij twijfelde openlijk en toonde zwakte als die er was. Juist dankzij zijn steun zijn mijn kwaliteiten tot bloei gekomen en durfde ik uit te spreken waar mijn hart sneller van ging kloppen: het vak van gamesadvocaat. Zijn steun vormt het fundament van de prestaties die ik nu lever.
Ik ben niet alleen, want wekelijks spreek ik met talentvolle (afgestudeerde) rechtenstudenten, die door de cultuur van onze beroepsgroep twijfelen of de advocatuur iets voor hen is. Zoals een introverte, stoïcijnse en gereserveerde Aziatische juriste met een briljant stel hersens, die tijdens sollicitaties door haar zalvende stem onvoldoende opvalt tussen het wapengekletter van de grootmondige extraverten. Zoals een jurist die gek is op cosplay, maar vreemd wordt aangekeken door een beroepsgroepdie nota bene zichzelf geregeld verkleedt in de rechtszaal. Zoals een onzeker talent dat door de enorme poeha van onze beroepsgroep de stap niet durft te zetten. Het zijn geen uitzonderingen.
Standaardgedrag
Daarnaast zie ik genoeg studenten die graag advocaat willen worden en zich daardoor juist formeel kleden, moeilijke woorden gebruiken en het ‘standaardgedrag’ van onze sector vertonen. Het is goed om aanpassingsvermogen te hebben, maar als talentvolle juristen afstand doen van hun eigen identiteit om hun advocatendroom na te jagen, dan gaat er iets grondig mis. Dan creëren we eenheidsworst en advocaten die hun unieke talenten verloochenen. Het is belangrijk dat deze groep zichzelf durft te zijn, zonder de angst dat zij wordt buitengesloten. Als wij deze talenten kunnen laten floreren, dan kan iedereen meedoen en brengen we onze beroepsgroep pas echt verder.
Het is niet alleen een nobel ideaal om iedereen te laten meedoen, het is broodnodig. We spreken van een war for talent op de arbeidsmarkt – om nog maar wat vechtersbazenjargon te gebruiken. Feitelijk zie ik alleen een burgeroorlog, omdat de advocatuur alleen de strijd aangaat om gelijksoortig talent. Wij gaan op zoek naar de T-shaped lawyer, maar in de praktijk worden de echt onconventionele juristen eerder begroet met de T van ‘Toedeloe’.
Daarnaast lijken wij uit het oog te verliezen dat cliënten op zoek zijn naar een advocaat waarmee zij zich kunnen identificeren. Vorige week had ik nog een potentiële cliënt die na gesprekken met verschillende kantoren het liefst met mij wilde werken. De andere kantoren hadden wellicht een betere reputatie op het specifieke vraagstuk, maar de doorslag gaf dat ik de enige was die ‘niet zo’n typische advocaat is’.
Ik wil hierbij iedereen uitdagen om open te staan voor mensen die niet voldoen aan het stereotype van de advocaat. Leer iemand oprecht kennen, creëer een omgeving waar zwakte tonen een kracht is en waarbij verschillen worden gevierd. Anders blijven wij eindeloos (vrouwen)quota introduceren en diversiteitsverklaringen opstellen zonder resultaat. Dat helpt in het beste geval even om talent binnen te halen, maar als we niet oprecht inclusief zijn, jagen wij hen net zo hard weer weg. We moeten onze hand uitsteken naar deze kandidaten: zij zien de kans die zij krijgen niet als vanzelfsprekend en willen dat graag terugbetalen met inzet en loyaliteit. Pas als we dat als beroepsgroep bereiken, kunnen we oprecht zeggen dat wij onze toga (die toch gelijkheid dient uit te stralen) waard zijn.
Deze column is afkomstig uit het nieuwe Advocatie Magazine en bracht al veel teweeg op LinkedIn. Om het hele nieuwste nummer van Advocatie Magazine te lezen: klik op onderstaande cover.