In een tweegesprek wisselen Sdu’ers Laurens Braaksma en Ebbo Haantjes van gedachten over het toegankelijk aanbieden van juridische informatie. En hoe kan de consument deze informatie het beste ontvangen in zijn of haar ‘juridische leven’?
Laurens: “Dag Ebbo, leuk elkaar weer te spreken. Onze manier van communiceren wordt steeds gevarieerder, ook in het juridische werkveld. Veel kantoren maken nu podcasts en webinars om hun cliënten te bereiken. Ik vraag me daarbij wel af of cliënten de informatie die ze op deze manier krijgen, ook beter begrijpen. Vandaar mijn stelling: de jurist heeft eigenlijk een juridisch geschoolde cliënt nodig om zijn boodschap te begrijpen.
Ebbo: “Ha Laurens! Juristen hebben de neiging om enkel te communiceren in hun eigen taal; die van het zoveel mogelijk benoemen van uitzonderingen. Dit om daarna niet verantwoordelijk te worden gesteld voor hetgeen ze niet gemeld hebben. Daarom zoeken ze in hun communicatie altijd de ‘peer’ op die dat ook begrijpt. En dat is raar.
We hebben circa 18.000 advocaten in Nederland, en 9,4 miljoen werkende mensen die dagelijks – vaak onbewust – bezig zijn met iets juridisch. In elke dienst of product zit een juridisch element. Denk hierbij aan privacy, het werken met chemische stoffen of de voorwaarden tot levering van een product. En toch blijft de jurist, in dit geval de advocaat, de taal van zijn eigen minderheid spreken. Zouden we om juridische boodschappen sneller te begrijpen niet beter over kunnen gaan op symbolen of datavisualisatie? Een plaatje is immers voor iedereen begrijpelijk.”
Laurens: “Ik denk zeker dat visualisaties kunnen helpen bij het uitleggen van juridische begrippen en situaties. Een plaatje zegt immers meer dan duizend woorden. Ook worden diensten van juristen steeds meer geautomatiseerd, zodat het zwaartepunt van hun toegevoegde waarde steeds meer komt te liggen op de uitleg. Symbolen of visualisaties kunnen daarbij volgens mij zeker helpen. Het is niet voor niets dat legal design, dat de juridische boodschap voor de klant begrijpelijker helpt maken, steeds meer voet aan de grond krijgt.
Het is dus niet per se meer nodig om vast te houden aan het bekende Word-document met meerdere pagina’s vol tekst. Al vraag ik me wel af of visualisaties voor iedereen geschikt zijn. Niet iedere cliënt zit te wachten op een arbeidsovereenkomst van één pagina met plaatjes en pijlen erop. In dat kader kan ik me voorstellen dat het juridische speelveld iets kan leren van onderwijsinstellingen die de stap hebben gemaakt – of aan het zetten zijn – naar blended learning. Dit is kort gezegd het aanbieden van informatie op diverse manieren, digitaal en klassikaal, op vaste momenten of zelf in te plannen. Zou het juridische werkveld ook niet stappen moeten maken om uitleg en communicatie op verschillende manieren aan te bieden, zodat de cliënt zelf kan kiezen welke wijze het beste bevalt?”
Ebbo: “Ik zou er een groot voorstander van zijn. Nu levert de jurist vooral tekst; hij of zij bepaalt zelf hoe die teksten worden opgesteld en verpakt, zonder goed na te denken over wat de ontvanger ermee gaat doen. Bij de aanschaf van online producten of diensten is het heel normaal dat je zelf aangeeft hoe je het ontvangt en op welke wijze. De keuze ligt bij de eindgebruiker, niet bij de producent. Zo werkt vraag en aanbod volgens mij, en creëer je pas echt werkelijke waarde, voor de cliënt én de jurist.
In het kader van consumenten meer controle geven over hoe zij hun juridisch advies tot zich krijgen, zou de volgende stap zijn om consumenten ook controle te geven over hoe zij juridische problemen kunnen voorkomen. Denk aan een rechtsbijstandverzekering die je niet enkel inschakelt bij juridisch advies, maar die je ook preventief te hulp staat. Dan help je in mijn ogen de consument pas echt.
Mensen met een groot juridisch probleem weten nu en straks wel een advocaat te vinden. Maar er is een grote groep in Nederland die daar niet het geld voor heeft, of pas hulp inschakelt het al te laat is. De gezondheidszorg zet steeds meer in op preventie om erger te voorkomen. Waarom blijft de juristerij hierin achter?”
Laurens: “Een belangrijke reden hiervoor is volgens mij dat er van alles kan gebeuren waar je medische hulp bij nodig hebt, zonder dat je het kon voorkomen of zien aankomen. Veel mensen zullen meerdere keren per jaar naar een huisarts gaan, maar je zit niet meerdere keren per jaar bij een jurist. Als je je netjes aan de wet en regels houdt, dan is dat ook niet nodig. Dat gezegd hebbende, denk ik dat diegene die wel bij een jurist terecht komt vanwege een probleem, dit graag had willen voorkomen. Waarom de juristerij achter blijft? Mogelijk moet de zorg wel, omdat er simpelweg niet genoeg bedden zijn als iedereen opeens tegelijk in het ziekenhuis zou komen. Daarbij hebben we dus blijkbaar 18.000 advocaten die de eventuele vraag nog goed aankunnen en mogelijk juist meer verdienen aan het oplossen van problemen dan het voorkomen ervan. Of zie jij dat anders?”
Ebbo: “Ik begrijp je heel goed. Ik denk dan ook dat de oplossing niet meteen ligt in de advocatuur, maar bij het notariaat. De meeste juridische zaken waar een consument in zijn leven mee te maken krijgt, vallen onder de bevoegdheid van de notaris. Hoe vaak hoor je niet dat nabestaanden tegen problemen aanlopen als een overledene geen testament blijkt te hebben? Als er niets geregeld is, levert dit veel juridische rompslomp op.
Daarnaast weten wij vaak heel goed hoe wij onze laatste jaren willen beleven en welke zorg wij wel of niet willen. Het levenstestament kan daar een rol in spelen. Mijn idee zou zijn dat een consument ieder decennium het aanbod krijgt om op kosten van de overheid een gesprek te hebben over zijn ‘juridische leven’. Dan is de keuze aan hem of haar om daar ook iets mee te doen. Voor niets gaat de zon op en voor de hierop volgende notarishandelingen dien je uiteraard gewoon te betalen, maar dan is er wel iets geregeld, of er is op zijn minst over nagedacht. Zo komen juridische zorgen nooit plotseling bij een ander te liggen.”