Mijn fiets is gestolen. De timing had voor mij niet slechter kunnen zijn, bovendien omdat het regelen van een fietsverzekering nog op mijn to-do-lijstje stond. Daarnaast was rond dat moment in het nieuws dat ik het van de opsporingsdiensten niet moet hebben, als het om fietsendiefstallen gaat.
De korpschef stelde zelfs dat het zinloos is dat de politie aangifte van fietsendiefstallen in behandeling neemt, waar geen verdachte in beeld is. Hij pleit voor een geautomatiseerd aangiftesysteem, om de politie niet onnodig te belasten.
Ik heb wel aangifte gedaan. Online, om te beginnen. Maar daarop kreeg ik een brief dat ik toch op het politiebureau aangifte moest komen doen. Aldaar was men met mijn online-aangifte niet bekend. Hetgeen ik online had ingevuld, moest ik aldus ten overstaan van een verbalisant nogmaals herhalen. Dat duurde drie kwartier, over onnodige belasting van de politie gesproken.
Ondanks dat ik natuurlijk liever zou hebben dat mijn fiets niet zou zijn gestolen, is het doen van aangifte van dit soort zaken toch een leuke en leerzame ervaring, vooral voor een strafrechtadvocaat. Je krijgt een zaak eens van de andere kant mee, vanaf het moment dat vaak het startpunt voor een zaak vormt. Je krijgt ook mee dat hetgeen aan het papier wordt toevertrouwd – als ware het een lopend verhaal van de aangever – grotendeels door de verbalisant vooringevuld is en bol staat van de aannames en assumpties. Een belangrijke les, om mee te nemen in de praktijk. Die les heb ik overigens al herhaaldelijk geleerd, ik heb vaker aangifte mogen doen of een verklaring mogen afleggen.
Als het gaat om de daaruit getrokken lessen, moet ik altijd terugdenken aan de getuigenis die ik omstreeks 16 mei 2009 heb afgelegd en die heeft geresulteerd in een gepubliceerd arrest van het Gerechtshof Den Haag. De verdachten zijn overigens vrijgesproken, dat dan weer wel. Ik was in die tijd naast mijn studie werkzaam als beveiliger, waarbij ik onder andere werkte tijdens diverse evenementen en festivals en tijdens voetbalwedstrijden.
Ik was onderdeel van een zogeheten flex-team, een functie die ik ten dele aan mijn postuur te danken had, en moest in dat kader optreden bij calamiteiten, vechtpartijen en waar nodig overgaan tot uitzetting of tot aanhouding op heterdaad. Zo kwam ik na een uitwedstrijd, die nogal onrustig verliep, terecht in een nogal onrustige supportersbus, goeddeels gevuld met supporters die tot de harde kern werden gerekend.
Eenmaal terug op de plaats van bestemming werd op mijn aanwijzingen een aantal verdachten aangehouden door de voetbaleenheid van politie, verdacht van vernieling van de bus. Mij werd gevraagd aan het bureau een verklaring af te leggen. De busmaatschappij en ook de club hadden aangifte gedaan. Men wilde maar wat graag bevestigd zien dat bepaalde, al bekende subjecten zich onder de schuldigen bevonden. Daar werd tijdens mijn verhoor als getuige dan ook behoorlijk op gestuurd, met foto’s en al. Ik ging daar niet in mee en vertelde alleen wat ik daadwerkelijk gezien had en daadwerkelijk wist, dat leidde in mijn herinnering tot zichtbare irritatie van de verhorend verbalisant. Een ervaring waar ik in mijn dagelijkse werkzaamheden nog altijd profijt van heb.
Aan mijn verklaring lag het overigens niet, de handelingen die zouden zijn begaan ziet het hof immers ook wel, maar die leveren geen vernieling op, slechts kleutergedrag.
Ik heb niet de illusie dat de aangifte van de diefstal van mijn fiets ook tot een arrest zal leiden, laat staan een arrest dat het publiceren waard is. Ik heb niet eens de illusie dat ik mijn fiets ooit terugzie. Ik schreef daarover een gedicht. Ik schrijf wel vaker een gedicht, meestal houd ik die schrijfsels gewoon voor mijzelf. Nu ik echter na mijn vorige column de geuzennaam ‘dichter der advocatuur’ toegedicht kreeg, wil ik die naam ook hooghouden.
Gestolen fiets
Ik kocht een nieuwe fiets, ergens in mei, maar hij is nu, schrijve eind augustus, al niet meer van mij.
Vanaf Leiden Centraal, ging de een of andere onverlaat er vermoedelijk mee aan de haal.
Wie het was, dat weet ik niet, ik was er zelf niet bij.
Vannacht lag ik wakker, denkend aan waar de fiets naartoe is gegaan.
Staat hij ergens in een schuur, of verdekt opgesteld achter een blinde muur.
Met het lot van mijn fiets ben ik zeer begaan.
Op dubbelslot zette ik hem in het rek, weliswaar onbewaakt, maar toch, achter een hek.
Ik pieker en twijfel, de fiets is toch echt wel weggenomen, of heb ik liggen dromen?
Stond hij stiekem toch op een andere plek? Nee dat kan niet, ik ben toch niet gek.
Ik blijf wakker liggen piekeren, is de diefstal wel echt voltooid?
De fiets van zijn sloten ontdaan, achter in een bestelbusje op transport naar het buitenland gegaan.
Of was het de dief toch te veel moeite, is de fiets achteloos in de gracht gegooid?
Ik blijf hopen op een weerzien, heel misschien.
Aangifte bij de politie is gedaan, wellicht heeft iemand de fiets ergens zien staan.
Of is het delict zelf waargenomen misschien, of op bewakingsbeelden te zien.
Waar mijn fiets is gebleven weet ik dus niet, maar als iemand hem toevallig ziet:
Breng mijn fiets dan gaarne terug naar mij, daarmee maak je mij onnoemelijk blij.
Eeuwige dank valt u dan ten deel, een beloning ligt in het verschiet.
Met de kenmerken van mijn fiets bent u nog niet bekend, daarom volgt hier een signalement.
Het is een zwarte fiets van het merk Trek, met achterop een bagagerek.
Model L500, nog immer onderdeel van het assortiment.
Een slank exemplaar, licht en snel, met acht versnellingen en een bel.
Opvallend is wel, dat de fiets niet door een ketting maar een riem wordt aangedreven, als u hem ergens hebt gezien, is dat u ongetwijfeld bijgebleven.
Het is overigens, maar dat begreep u vast al wel, een herenmodel.
Het besef is ingedaald, ik ben van de eerste schrik bekomen;
gestolen, gejat, gepikt of ontvreemd, misschien door de een of andere heler inmiddels verder vervreemd;
nee ik heb dit helaas niet slechts mogen dromen, mijn fiets is mij daadwerkelijk ontnomen.