Mag ik u weer eens meenemen naar de kwestie van het provisieverbod, dat zo fier in de lucht wordt gehouden door de Nederlandse Orde van Advocaten? Ik schreef daar wel eens eerder over. Het blijft echter een belangrijk onderwerp. Daarbij steekt het dat de orde blijft weigeren inhoudelijke argumenten aan te voeren voor het door haar als religieus axioma gehanteerde provisieverbod.
Georg van Daal, advocaat te Den Haag
Verder dan: ‘het brengt de onafhankelijkheid in gevaar’, komt de Orde niet. Enige uitleg waarom dat zo zou zijn, ontbreekt. Dat blijft zo, ondanks het feit dat de orde vanuit vele hoeken is bestookt met goede argumenten waarom die onafhankelijkheid helemaal niet in het geding hoeft te zijn. Over de boeg van tuchtrechtelijke dreigementen tegen individuele advocaten die het voornemen hebben via bemiddelingssites zaken te doen, houden de elf dekens de advocatuur stevig in de negentiende eeuw.
Ondertussen onderzoekt de ACM al enige tijd of de Mededingingswet wordt geschonden door het provisieverbod. U begrijpt wel op welke uitkomst van dat onderzoek ik hoop.
Soms proberen journalisten een tip van de sluier op te lichten met een verzoek steunend op de Wet Openbaarheid Bestuur. Zo verzocht recent een journalist de orde om specifiek geduide documenten in het kader van de besluitvorming rond de handhaving van het provisieverbod. Het hilarische resultaat ging een beetje viraal op twitter. De Orde had namelijk iedere zo ver mogelijk opgerekte uithoek van iedere weigeringsgrond van de WOB tot het beendermerg uitgewoond, om maar zo min mogelijk te hoeven verstrekken.
Dat doen instanties overigens strijk en zet, in de gerechtvaardigde verwachting dat welhaast niemand de tijd, energie en middelen heeft om daarvoor naar de rechter te stappen. Daardoor kan de WOB na een periode van effectiviteit nu in de kast der dode letters worden bijgezet. Geheel zwart gelakte pagina’s, waarbij zelfs het paginanummer was weggelakt, nog vele andere grotendeels weggelakte bladzijden en vele tientallen geheel geweigerde documenten waren het resultaat van de verstoppingsijver van de orde. Lafheid van het hoogste niveau.
Een discussie over de al dan niet juiste invulling van de tamelijk ontkrachte WOB wil ik niet voeren. Wat ik wél ter discussie wil stellen, is dat de Orde van Advocaten überhaupt enig beroep doet op een uitzonderingsgrond. Een moderne Orde van Advocaten had simpelweg gezegd: ‘prima, hier heb je de stukken’. Een moderne orde met een schoon geweten stáát in de 21e eeuw namelijk voor haar argumenten, vooral als die een 19e-eeuwse positie zouden moeten schragen. Maar nee, het is niet de bedoeling dat men achter de stijf dichtgetrokken, met sigarenrook doorwalmde gordijnen van deze club van regenten kan kijken.
Een positief effect van dit geheel was dat het me weer deed denken aan één van mijn favoriete schrijvers, J.J. Slauerhoff. Hij was vooral actief in de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw. Dat is toevalligerwijs ook het tijdsgewricht waarin de Orde van Advocaten is blijven steken. Meer in het bijzonder beveel ik Slauerhoffs gedicht ‘In Nederland’ ter lezing aan, waarvan ik u als afsluiting het hier toepasselijke laatste couplet mee geef:
In Nederland wil ik niet blijven,
Ik zou dichtgroeien en verstijven.
Het gaat mij daar te kalm, te deftig,
Men spreekt er langzaam, wordt nooit heftig,
En danst nooit op het slappe koord.
Wel worden weerloozen gekweld,
Nooit wordt zoo’n plompe boerenkop gesneld,
En nooit, neen nooit gebeurt een mooie passiemoord.