De rechtspraak doet allerlei dingen om zittingen en uitspraken begrijpelijker te maken. Van het project ‘Wieb’ (Wat ik eigenlijk bedoel) tot de Klare Taalbokaal. Sinds vorige week doet de politiek daar ook aan mee. Zo zei D66-Kamerlid Maarten Groothuizen in het NOS Radio 1 Journaal: “In plaats van te zeggen dat iemand zich schuldig heeft gemaakt aan het ‘met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening wegnemen van een levensmiddel’, kun je ook zeggen dat iemand een blikje cola heeft gestolen”.
Door Niek van de Pasch
Veel oude gewoontes en ‘ctrl-c/ctrl-v’-overwegingen sterven (te) langzaam uit. Natuurlijk mogen tangconstructies, waarbij een boodschap ingeklemd raakt tussen twee helften, bijna altijd weg. Het vorenstaande is thans reeds bezwaarlijk te billijken, hetgeen tevens omtrent onderhavige zin heeft te gelden. Al is daarmee niet uitgesloten dat het zonder dubbele ontkenningen niet duidelijker wordt. Of wel?
Dit is eigenlijk allemaal ballast. Als die helemaal indikt tot iets normaals, blijven altijd juridisch geladen begrippen over – want recht ís taal. Het zijn de bouwstenen en gereedschappen waarmee rechters moeten werken. We kunnen die termen hooguit soms nog beter uitleggen. Volgens mij is het interessanter om te bekijken hoe het andersom gaat. Geven alleen sleutelwoorden toegang tot het recht? Dan zou ook een voorwaartse vertaalslag nodig zijn.
Kan een computer dat faciliteren? Taal en recht zijn allebei levende organismen, die evolueren door aanpassing op hun omgeving. Daarom is continu input van gebruikers nodig. Google gebruikt nu ruim anderhalf jaar zelflerende algoritmes voor vertalingen tussen Engels en Nederlands. Het systeem verbetert door big data en user feedback. De resultaten zijn daardoor niet langer lachwekkend onbeholpen. Al vraagt de rechtsstaat misschien wel een iets hoger ambitieniveau van ons.
Intussen pocht de Chinese tegenhanger Baidu zelfs met een systeem dat gesproken tekst simultaan vertaalt. Hoewel de woordvolgorde binnen zinnen per taal verschilt, lukt dat blijkbaar zonder vertragingen in real-time. Het product herkent én voorspelt dus. Al deze machines crowdsourcen hun vocabulaire bij elkaar. Is zoiets ook denkbaar voor vertalingen van en naar ‘het juridisch’?
Jazeker. Sterker nog: het gebeurt as we speak. De innovatielabs in de rechtenfaculteiten van Stanford en Suffolk ontwikkelen namelijk een AI-tolk voor legalese. In het online spelletje ‘Learned Hands’ vertellen echte mensen in hun eigen woorden over alledaagse problemen. Spelers kunnen vervolgens punten scoren door rechtsfiguren te spotten in die verhalen. Zo trainen ze een kunstmatig intelligent neuraal netwerk om gewonemensentaal te kanaliseren richting de juiste wetsingangen.
De onderzoekers achter dit experiment hebben een juridische Steen van Rosetta voor ogen. Op kleine schaal ondervangt dit soort technologie in de praktijk al daadwerkelijk spraakverwarring. Zo bieden de Amerikaanse staten Alaska en Hawaii online portals aan, waarachter software draait die noodkreten en hulpvragen juridisch duidt.
Soms mondt zo’n traject vol vertaalslagen uit in een vonnis. Rechters moeten dan in één document ‘terugpraten’ tegen de partijen, de samenleving, de collega’s en de wetgever. Daar zijn nu eenmaal vastomlijnde concepten en begrippen voor nodig. Geen jargon om de groep te binden en het volk te imponeren, maar vaktaal die misverstanden terugdringt en het recht ordent.
Natuurlijk zijn goede rechters ook empathische luisteraars, die heus geen expliciet beroep op een artikel of beginsel nodig hebben om het gewenste rechtsgevolg te realiseren. Maar de Libanese dichter Khalil Gibran schreef ooit: tussen wat wordt gezegd en niet bedoeld en wat wordt bedoeld en niet gezegd, gaat de meeste liefde verloren. Als dat ook geldt voor rechtvaardigheid, kunnen wij juristen alle hulp gebruiken.