
De casus van het 10-jarige pleegzorgmeisje uit Vlaardingen schokte heel Nederland. Een recente uitspraak van de rechtbank Amsterdam laat zien dat jeugdzorginstanties daaruit bedroevend weinig lessen hebben getrokken.
Het rapport van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd en de Inspectie Justitie en Veiligheid loog er niet om. Betrokken instanties (Veilig Thuis, de GI, de Raad voor de Kinderbescherming) en hulpverleners waren in alle opzichten tekort geschoten. Of zoals de onderzoekers het formuleerden: ‘De inspecties concluderen dat veelal niet voldaan is aan de geldende wet- en regelgeving en veldnormen. Vanaf de plaatsing in het pleeggezin heeft het voor het meisje ontbroken aan passende hulp en begeleiding.’ Zoals verwacht putten de instanties in kwestie zich direct na publicatie van de onderzoeksresultaten uit in excuses en mea culpa’s, en werd er unaniem beterschap beloofd. ‘Vlaardingen’ was een harde les geweest en mocht nooit meer voorkomen. Nee, zou nooit meer voorkomen.
Een klein jaar later publiceert Rechtbank Amsterdam een uitspraak van de kinderrechter (ECLI:NL:RBAMS:2025:1481). In het kort de casus: In 2018 wordt een meisje geboren met palatoschisis, in de volksmond een gespleten gehemelte genoemd. Zij kampt als gevolg daarvan met gehoorproblemen en een forse spraak- en taalachterstand. Drie ziekenhuizen hebben geadviseerd om D te opereren. Om te voorkomen dat het meisje onherstelbaar gehandicapt raakt, moet de operaties vóór haar zevende jaar zijn uitgevoerd. De ouders weigeren echter – om hun moverende redenen – toestemming te geven voor de ingreep. Op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming wordt het dan zesjarige meisje daarom in juli 2024 voor een jaar onder toezicht van de GI gesteld (ECLI:NL:RBMNE:2024:4945). Doel van de ondertoezichtstelling is om de ouders mee te laten werken aan de geadviseerde operatie.
Overwegingen ten overvloede
Dat doel wordt niet gehaald: de ouders weigeren alle medewerking en houden zich onvindbaar voor de GI. Uiteindelijk vraagt de GI de Raad om bij de rechtbank een voorlopige voogdijmaatregel te verzoeken. De Raad laat weten dat de zaak bij hen op de wachtlijst staat, waarna het stil wordt. Daarop stapt de GI in januari 2025 (het meisje staat dan al zeven maanden onder toezicht) zelf naar de rechter met het verzoek haar vervangende toestemming te verlenen voor de operatie. Dat dat verzoek wordt toegewezen, mag geen verrassing heten. Belangrijker zijn echter de overwegingen ten overvloede van de kinderrechter. Ik citeer:
‘Al in 2020, toen [minderjarige] net twee jaar oud was, is (door het AUMC) een melding gedaan bij Veilig Thuis. Het AUMC heeft toen al aangegeven dat de zorg was dat er bij [minderjarige] schade en een ontwikkelingsachterstand zou ontstaan door het uitblijven van de operatie aan het gehemelte. In november 2023 is er weer gemeld bij Veilig Thuis (door het Wilhelmina kinderziekenhuis). De Raad heeft in het voorjaar van 2024 een onderzoek gedaan. (…) Inmiddels zijn we alweer bijna een jaar verder. [minderjarige] wordt in augustus zeven jaar. De ondertoezichtstelling heeft geen resultaat gehad en heeft alleen maar tot verdere vertraging van de operatie geleid. (…)
De kinderrechter is verbijsterd over de trage werkwijze van alle instanties die in ieder geval al sinds 2020 bij [minderjarige] betrokken zijn en die tot gevolg heeft gehad dat [minderjarige] tot nu toe niet heeft gekregen waar zij recht op heeft: noodzakelijke medische zorg. Niet alleen de schisisoperatie heeft nog steeds niet plaatsgevonden, maar ook het noodzakelijk geachte klinisch genetisch onderzoek en het plaatsen van trommelvliesbuisjes, waartoe door deskundige artsen ook herhaaldelijk is geadviseerd, hebben nog steeds niet plaatsgevonden.
Inmiddels hebben de ouders (…) besloten [minderjarige] van school te halen, terwijl de school juist belangrijk is voor haar ontwikkeling. De zorgen over [minderjarige] nemen hiermee (…) nog verder toe. [minderjarige] heeft er recht op dat als de ouders niet in haar belang handelen de daarvoor aangewezen instanties dat wel doen.’
Niet adequaat
Vlaardingen revisited. Bovenstaande uitspraak laat zien dat de jeugdhulpverlening in Nederland, ondanks alle ronkende PR-praat en schadebeperkende persberichten, nog altijd niet in staat is om adequaat te reageren en de vinger(s) aan de pols te houden. Ook dit meisje lijkt vermalen te worden door enerzijds de raderen van de bureaucratie en anderzijds klaarblijkelijk onuitroeibaar afschuifbeleid. ‘Wie zijn geschiedenis niet kent, is gedoemd haar te herhalen’, stelde de Spaanse filosoof George Santayana een eeuw geleden. In 1995 verwoordde Helmut Kohl het in zijn Bondsdagtoespraak als volgt: ‘Als je het verleden niet kent, kun je het heden niet begrijpen en de toekomst niet vormgeven.’ Voor de jeugdzorg in Nederland zouden ik daaraan willen toevoegen: wie de schoen past…