Tegenwoordig wordt alles gefilmd en gepost, en iedereen kan kwaadspreken over iedereen. Een trend die nú actie vereist van notarissen en advocaten, stelt columnist Ewoud Hallebeek. ‘Gaat het weer een beetje, meneer Dröge?’
Was het Henk van der Meijden die er mee begon? Hij richtte in 1977 het weekblad Privé op, had een wekelijkse ‘societypagina’ in De Telegraaf en presenteerde tien jaar lang het televisieprogramma TV Privé. Likkebaardend deed hij op zalvende toon kond van de wederwaardigheden van tout bekend Nederland. Hij bedacht het woord ‘liefdesbaby’ en heel Nederland smulde ervan.
Televisie was een relatief nieuw verschijnsel en omdat er maar twee zenders (‘netten’ heette dat toen nog) waren, trok ieder programma een miljoenenpubliek. Sterrendom was geboren en Van der Meijden wist als geen ander hoe hij daar munt uit kon slaan.
Roddelen en leedvermaak
In 1990 nam Gert Jan Dröge de rol van roddelkoning des vaderlands over met het programma Glamourland (‘Gaat het weer een beetje, meneer Dröge?’), maar daar kwam twee jaar later een einde aan toen Albert Verlinde die titel opeiste met het RTL4-vehikel Showtime. In 2001 startte Verlinde RTL Boulevard en de rest is geschiedenis.
Inmiddels heeft elke zichzelf respecterende commerciële omroep een eigen roddelrubriek en worden de kijkers dagelijks – bord op schoot – op de hoogte gesteld van het wel en wee van ‘de sterren’. En dan het liefst de diepe dalen of, nog beter, oh-la-la-momenten. Geen groter vermaak dan leedvermaak immers.
Dat men regelmatig de plank misslaat, of soms zelfs flagrante onwaarheden debiteert, daar maalt geen mens om. Collateral damage, risico van het vak – hadden ze maar niet zo graag beroemd willen zijn. Een lacherig gebrachte rectificatie enkele dagen later en de rimpel in het oppervlak is weer gladgestreken.
Roddelen zit diep in het menselijk DNA verweven en vervult zelfs een nuttige functie. Dat het veelal desinformatie is, weten we allemaal. En met dat in het achterhoofd kun je alle roddelprogramma’s (en -tijdschriften) ook gewoon negeren. Maar wat nu als jijzelf het lijdend voorwerp van kwaadsprekerij bent?
Toegang tot het internet
In de jaren ’90 kreeg het merendeel van de Nederlandse bevolking toegang tot het internet. De mogelijkheden waren eindeloos, maar er waren ook drempels. Wilde je een zelfgemaakt filmpje tonen, dan had je daar niet alleen een camera voor nodig, maar ook een website. En het maken en registreren daarvan had best wat voeten in aarde, om over de kosten nog maar te zwijgen.
Het probleem van die website werd in 2005 opgelost toen YouTube het leven zag. Op dat platform kon iedereen alles uploaden wat hij/zij maar wilde, kosteloos bovendien. En met een in potentie oneindig bereik. Alleen het gehannes met een camera bleef. Totdat Apple in 2007 de iPhone introduceerde.
De concurrentie reageerde razendsnel en binnen een paar jaar had iedereen een smartphone met camera en internettoegang. Daarmee was ook iedereen zijn eigen televisiestation. Delen van filmpjes werd een fluitje van een cent, fiks geholpen door platforms als Facebook, Instagram en TikTok.
Vandaag de dag wordt alles gefilmd en gepost. Likes en – al dan niet tijdelijke – faam zijn een doel op zich geworden. Daarmee heeft ‘de roddelmedia’ een hele andere dimensie gekregen, met ‘juice-koningin’ Yvonne Coldeweijer als onbetwiste vaandeldraagster van de nieuwe werkelijkheid. Het probleem is: iedereen kan kwaadspreken over iedereen, zonder dat dit in eerste instantie grote consequenties heeft.
Beschuldigingen op TikTok
Onlangs publiceerde Rechtspraak.nl een uitspraak van Rechtbank Rotterdam, waarin een vrouw een filmpje – vermoedelijk zelfs twee – op TikTok had geplaatst, waarin zij zich smadelijk en onrechtmatig uitliet over haar ex. In nauwelijks bedekte termen beschuldigde zij hem van pedofilie (in de woorden van de kantonrechter: ‘iemand die zich op onfatsoenlijke wijze aan minderjarige meisjes opdringt’) en noemde zij hem ‘gemeen en toxisch’.
De kantonrechter veroordeelde de vrouw tot het betalen van een schadevergoeding, overwegende: ‘De filmpjes raken een uiterst gevoelig onderwerp (het maken van misbruik – al dan niet seksueel – van jonge en zelfs minderjarige personen door een oudere persoon). Het onderwerp ligt des te gevoeliger gelet op de positie van [de man] als BN’er en de actuele (terechte) maatschappelijke verontwaardiging over dit onderwerp. [Gebleken is] dat [de vrouw] zich dit heeft gerealiseerd, maar zich daardoor niet heeft laten weerhouden (en dat zij er zelfs op uit is geweest om [de man] – in haar eigen woorden – ‘kapot te maken’). (…) [Ter zitting heeft de vrouw] op geen enkel moment laten blijken dat zij zich bewust is van de mogelijke gevolgen dat online materiaal met een dergelijke suggestieve lading kan hebben voor de persoon over wie het gaat, óók als die persoon niet letterlijk wordt genoemd, of als de beschuldigingen niet letterlijk worden uitgesproken. (…) [De man] zal hierdoor (online) nog lang worden achtervolgd door de suggestieve analyse door [de vrouw] van hun relatie.’
Socialemediaclausule
In dit geval was het slachtoffer een bekende Nederlander, wat de gang naar de rechter mogelijk eenvoudiger maakt. Reputatie- en imagoschade is dan immers sneller aantoonbaar. Maar ook meer ‘particuliere’ personen kunnen geconfronteerd worden met wraakacties van gekwetste en rancuneuze exen.
Een schadevergoeding is dan vooral mosterd na de maaltijd, aangezien de schade al is aangericht. Ik roep notarissen en advocaten dan ook op om in samenlevingscontracten, huwelijkse voorwaarden en scheidingsconvenanten hierover een bepaling op te nemen. Netwerk Notarissen gaf in 2015 al een voorzet, maar de problematiek is – bijna een decennium later – bepaald niet kleiner geworden. Het is tijd om in actie te komen.
Mr. Ewoud Hallebeek is oud-notaris en senior-vakredacteur Personen- en Familierecht bij Sdu.