Vorige maand stemde de Eerste Kamer tegen het wetsvoorstel tot uitbreiding van het taakstrafverbod. Overigens maar net, met 35 stemmen voor en 37 tegen. Dat het wetsvoorstel is verworpen is een zeer goede zaak. Het was een bar slecht voorstel. Een voorstel dat door alle deskundigen al was verguisd.
Waarom dit voorstel zo slecht is, kunt u onder andere hier lezen. Ik zou ook zeker aanraden het verslag van de deskundigenbijeenkomst in de eerste kamer te lezen.
Het lukte dus nu een keer niet om een stukje symboolwetgeving voor de Bühne door de beide kamers geloodst te krijgen. De reactie van de minister is in dat verband tekenend. Zij postte een tweet met daarbij een foto een van een ernstig kijkend politieagent met als begeleidende tekst: “Fikse tegenvaller dat de Eerste Kamer tegen het taakstrafverbod heeft gestemd. Juist voor alle politiemensen, brandweerlieden, boa’s en ambulancepersoneel. Zij moeten veilig hun werk kunnen doen en daar blijf ik voor strijden, hoe dan ook.”
Een inmiddels typisch staaltje retoriek voor een door de VVD op deze ministerpost afgeleverde bewindspersoon. Maar het is niet meer dan valse en holle retoriek. Dat volgt evident uit het ontluisterende en lezenswaardige verslag van het debat in de eerste kamer, voorafgaand aan de stemming. Lezenswaardig omdat uit de inbreng van de sprekers van tegenstemmende partijen nog maar eens blijkt waarom dit voorstel zo slecht is, ontluisterend omdat door de VVD expliciet bevestigd wordt dat dit voorstel niet meer dan voor de Bühne is. Hendrik Jan Meijer van de VVD merkt in zijn inbreng op dat zijn fractie ervan schrok dat er jaarlijks in ruim honderd zaken waar sprake is van geweld tegen publieke dienstverleners, kale taakstraffen worden opgelegd.
Kale taakstraf
Hoeveel zaken er in totaal zijn of wat de inhoud van die zaken was, blijkt echter niet. Door D66 werd dan ook de vraag gesteld waar hij dan eigenlijk van schrikt, waarop het letterlijke antwoord is: “Blijkbaar is er in honderd gevallen niet verder gegaan dan een kale taakstraf. Dat vind ik veel, maar ik vraag de minister die cijfers ten eerste te updaten en ten tweede misschien in perspectief te plaatsen. Ik denk dat misschien in meer gevallen een gevangenisstraf op z’n plaats zou zijn. Ik praat misschien een beetje vanuit een onderbuikgevoel, maar schrik is vaak een onderbuikgevoel”. Even later in het debat merkt hij op: “Ik denk dat wij onze wetgeving niet helemaal op uitzonderingen moeten bepalen. Er zal altijd wel een geval te vinden zijn waarin het misschien wat ongelukkig uitkomt, maar we willen hier ook met elkaar een norm stellen. Dat weegt voor de VVD-fractie zwaarder.” En, in zijn slotbetoog: “Als het slechts symboolwetgeving zou zijn, zoals sommigen stellen, wil ik daar tegenoverstellen dat er soms niets mis is met symbolen, zoals ook door de vorige minister voor Rechtsbescherming in de Tweede Kamer gesteld is. De slachtoffers van het hier bedoelde fysieke geweld, en met hen vele anderen, zullen dat beamen. Zelf spreek ik liever van normatieve wetgeving. Er mag wat ons betreft een duidelijke grens worden getrokken.”
Discussie met de minister
Ook de discussie met de minister zelf is lezenswaardig. Daaruit blijkt in de eerste plaats wel dat het kennisniveau van het strafrecht redelijk bedroevend is. Zo wordt over openlijke geweldpleging opgemerkt: “Maar deze strafbare feiten zouden dan wel buiten de reikwijdte van het voorstel vallen, want dan gaat het over openlijke geweldpleging. Heel cru gezegd: het is niet gericht op de persoon op dat moment.” Dat is een voor mij nieuw element van openlijk geweld, dat dat dus niet op de persoon gericht is, maar dat terzijde.
Belangrijker is dat ook hier weer naar voren komt dat dit voorstel niet meer dan symboliek is. In een poging uit te leggen dat het niet zo is dat met dit wetsvoorstel maatwerk niet meer mogelijk zou zijn, benoemt de minister een aantal keer dat een (kale) taakstraf weliswaar niet meer mogelijk is, maar enkel een geheel voorwaardelijke straf nog wel. Daar wordt dan steeds gehaast achteraan gezegd dat dit niet de primaire bedoeling is van het wetsvoorstel, maar het kan dus wel. Veldhoen van GroenLinks slaat de spijker op de kop, wanneer zij daarover opmerkt: “Het lijkt alsof aan het woordje “taakstraf” iets kleeft wat niet past in een law and order-achtige benadering, terwijl in de optiek vanuit de rechtspraktijk een taakstraf een veel zwaardere sanctie is dan een geheel voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden” De minister merkt in reactie daarop op dat zij zich kan voorstellen dat het zo over komt en: “Een taakstraf is voor lichtere zaken. En mijn betoog hier is dat op het moment dat jij een agent belaagt, dat per definitie geen lichte zaak kan zijn. Daar komt het op neer, denk ik.”
Onderbuikgevoel
Ik ben blij dat dit wetsvoorstel het niet heeft gered. Maar ben ook blij dat uit dit debat zo evident blijkt dat het wetsvoorstel tot stand is gekomen op basis van de onderbuik. Dat het feit dat er in meer dan 100 gevallen per jaar een kale taakstraf werd opgelegd de minister en haar partijgenoten heeft doen ‘schrikken’. Die schrik was voldoende voor dit wetsvoorstel, zonder dus nader onderzoek te doen naar die cijfers, of die cijfers in perspectief te plaatsen. Men wil vooral een norm stellen, en ook niet meer dan dat.
Volgens de fractie zullen de slachtoffers beamen dat er niets mis is met symboolwetgeving, aldus Meijer. Dat iemand na geweld tegen een hulpverlener in plaats van een forse werkstraf effectief gezien helemaal geen daadwerkelijke straf krijgt maar slechts een voorwaardelijke, is volgens de minister niet onoverkomelijk, het gaat om de norm. Of de slachtoffers zullen beamen dat dat wenselijk is, valt te bezien.
Rechte rug
Cynisch zou je zelfs kunnen zeggen dat de minister helemaal niet ‘blijft strijden voor een veilige werkomgeving voor hulpverleners’ en zelfs dat dit haar en haar partij geen moer interesseert. Het gaat erom te kunnen dwepen met het feit dat een wetsvoorstel dat op papier past in de ‘Law and order’-gedachte het haalt, niet meer dan dat. Hoe dat in de praktijk uitpakt, of het daadwerkelijk een probleem oplost en of het een goed voorstel is, maakt niet uit. Een overigens beproefd recept.
De hoop dat de VVD hier zelf van leert heb ik overigens niet, getuige het zeer recent gelanceerde voorstel strekkende tot beperking van het aantal advocaten aan gedetineerden in de EBI. Het is echter te hopen dat minister Weerwind de rug recht houdt en dat de eerste kamer kritisch blijft op dit soort voorstellen en blijft luisteren naar mensen die wel verstand hebben van waar het over gaat. En het is de hoop dat de mensen waar deze minister, haar voorgangers en haar partij voor zeggen te staan; de hulpverleners, slachtoffers, de ‘veilige samenleving’, zien dat het ze gewoonweg om niet meer gaat dan de symboliek.