De oudoom van advocaat en columnist Jaap Baar is recent overleden. Bij leven werkte ‘Ome Wim’ als boer, maar hij had eigenlijk ‘de jurisprudentie in gewild’. De hobby-jurist inspireerde Baar tot zijn latere loopbaan. Zijn column is een ode aan Ome Wim.
Woensdag 24 augustus overleed mijn oudoom op 95-jarige leeftijd. Ome Wim, zoals hij werd genoemd, heeft zijn leven lang gewerkt op de boerderij. Tot op vergevorderde leeftijd maakte hij nagenoeg iedere dag per auto de rit van ongeveer anderhalve kilometer naar de boerderij.
Daar reed hij vervolgens rond op een golfkarretje om allerhande klusjes te doen. Ik herinner mij vooral dat hij vaak met de afzetting van de weilanden bezig was, achter in de golfkar lag altijd een aantal ronde palen en een rol schrikdraad. Daarnaast voorzag hij mijn ooms, die de boerderij runnen, van (voornamelijk ongevraagd) advies tijdens de koffiemomenten.
Een serieuze hobby
Maar boer worden was niet de droom van Ome Wim. Vroeger ging je doen wat je vader deed, heb ik hem weleens horen zeggen. Hij had eigenlijk, zoals hij dat noemde; ‘de jurisprudentie in gewild’. Ome Wim was een hobby-jurist. Een hobby die hij zeer serieus nam.
Hij was geabonneerd op het Tijdschrift voor Agrarisch Recht. Ik kreeg, toen eenmaal bekend was dat ik ‘de jurisprudentie in zou gaan’, met regelmaat oudere jaargangen mee. Ik denk dat ik de enige eerstejaarsrechtenstudent was die de jaargangen 1965-1999 van dat tijdschrift in bruine ringbandmappen in de kast op zijn studentenkamer had staan.
Ome Wim bracht zijn hobby ook in de praktijk. Zo is hij twintig jaar gemeenteraadslid geweest. Daar bemoeide hij zich intensief met de ontzanding van de Lek en de aanleg van een recreatieplas aldaar. Een dossier dat – zoals in het omgevingsrecht gebruikelijk – een verloop van tientallen decennia kent. Al in 1976 werd daarover in de gemeenteraad besloten, toen zouden afspraken zijn gemaakt over de maximale diepte van een recreatieplas. Ome Wim was van die afspraken goed op de hoogte, hij zat toen immers zelf in de raad.
Tot aan de Raad van State
Het bestemmingsplan ‘Recreatieplas ’t Waal’ werd aan het begin van het huidige millennium vastgesteld. Verschillende vergunningen werden toen afgeven, waaronder ontgrondingsvergunningen, daarmee samenhangende vergunningen en milieuvergunningen voor zand- en grindwinning en het aanleggen van de recreatieplas. Voor Ome Wim was het toen écht tijd om de hobby in de praktijk te brengen. Dat samenspel van besluiten maakte namelijk een diepte van de recreatieplas van 25 meter mogelijk, over een lengte van 2,3 kilometer. Ome Wim vreesde dat hierdoor de Lekdijk instabiel zou kunnen worden, onder meer ten gevolge van kwelwater.
Hij procedeerde tot aan de Raad van State. De zaak tegen de verleende vergunningen werd op 25 november 2004 op zitting behandeld en leidde tot de uitspraak van 2 februari 2005 van de afdeling bestuursrechtspraak. Ome Wim werd in zijn beroep deels niet-ontvankelijk verklaard en voor het overige werden de beroepen ongegrond verklaard. De uitspraak leest als een beknopte les in het belanghebbende-begrip en de grondentrechter.
Op 12 januari 2006 werd het beroep tegen het bestemmingsplan behandeld. Daar was ik bij, als zestienjarige middelbare scholier met een bovenmatige interesse in het recht. Ik heb de handgeschreven aantekeningen die ik tijdens die zitting heb gemaakt nog altijd. “De dijk zou dermate aangetast kunnen worden dat de dijk kan doorbreken. Dat zou volgens Wim zelfs tot gevolg kunnen hebben dat Amsterdam en Utrecht onder water lopen”, schreef ik onder andere op.
In zijn eentje op zitting
Het was al duidelijk dat ik ‘de jurisprudentie’ in wilde. Maar Ome Wim wakkerde dat vuur verder aan. Ondanks dat ook dit beroep vruchteloos bleek, vond ik het geweldig om te zien hoe mijn toen al 79-jarige oudoom in zijn eentje op zitting stond – tegenover de provincie, de gemeente en nog een advocaat van een belanghebbende. Hoe hij jarenlang is blijven doorstrijden, niet opgaf en bleef zoeken in notulen van oude raadsvergadering, oude besluiten, enzovoorts, om zijn punt te kunnen onderbouwen.
De jaargangen agrarisch recht zijn vrij snel in de papiercontainer beland, durf ik nu wel te bekennen. Maar aan de gesprekken met Ome Wim en aan die zitting bij de Raad van State, denk ik nog wel eens terug. Bijvoorbeeld als ik zelf op de gang van een gerechtsgebouw zit te wachten, in mijn eentje, tegenover een handvol vertegenwoordigers van het bestuursorgaan. Ome Wim gaf niet op. Hij bleef zoeken, bleef kijken naar nieuwe mogelijkheden of mogelijke nieuwe procedures. Een hobby-jurist om een voorbeeld aan te nemen.
“Zo dus jij gaat de jurisprudentie in”, zei Ome Wim toen ik verkondigde rechten te willen gaan studeren. Ome Wim is in de jurisprudentie vereeuwigd.